[Adam Karelsen of Karels Zjermez]
ZJERMEZ (Adam Karelsen of Karels), ook Adam Karels van Germes, beroemd toonelspeler bij den Amstesdamsche schouwburg. Hooft, Brandt, van Baerle, Anslo, en anderen prezen hem als zoodanig en vergeleken hem met Roscius. Hij was, even gelijk deze van Cicero, de leermeester van den Hoogleeraar Francius en van Brandt in de welsprekendheid.
Hij overtrof zeker alle zijne tijdgenooten in de kunst van uiterlijke welsprekendheid en moet met het uitspreken van Brandts lijkrede op Hooft, wonderen hebben gedaan. Hij speelde den hoofdrol in het stuk van Hogendorp Willem de I. waarmede de Amsterdamsche schouwburg in 1607 geopend werd. Ook was hij zeer gezien bij den Raadpensionaris Jan de Witt.
De door hem uitgegeven tooneelstukken, zijn zeer merkwaardige bijdragen tot de geschiedenis van de afgunst en kunstnijd der dichters en tooneelspelers van zijn tijd.
Zijn eerste drama, betiteld: Vervolgde Laura, blijeindend treurspel. Amst. 1645, 1679, is opgedragen aan de Regenten van het Amsterdamsche weeshuis. Hij zegt dat Jan Hendriksz. Glazemaker deze Laura eerst uit het Spaansch in Nederduitsch proza heeft vertaald en dat Casper van Baerle lang te voren er 300 regels van had overgezet. Verder verhaalt hij, dat zijn leermeester Rotrou hetzelfde stuk uit het Spaansch van Lopez de Vega in het Fransch heeft overgebragt.
Zijn tweede drama, getiteld: Klaagende Kleazjenor en Doolende Doriste. Amst. 1670, droeg hij op aan Mejufvrouw Kornelia Bikkers, wier vader hem vele beleefdheid betoond had. Weleer aan het Fransche hof ten tooneele gevoerd, was het op aanbeveling van Antony van Baarle, edelman van Prins Maurits Graaf van Nassau, die er de hand in had, door Adam Karels uit het Fransch overgezet. Zijn laatste drama is getiteld: Eduard, anders standvastige weduwe, blijeind Hofspel. Amst. 1660; alle te zamen uitgegeven te Leijden 1716. Zij hebben weinig dichterlijke waarde
Zie Witsen Geysbeek, B. A.O.W.B. D. VI. bl. 596; Wagenaar, Amst. fol. III. St.bl. 249; Scheltema, Mengelwerk Dl. III. St. III. bl. 120, Collot d'Escury, Holl. Roem. D. VI. bl. 145, Aanh. (2). 604. Brandt, Lev. v. Hooft, bl. 22; De Argús 1826 No. 2. bl. 17, Naamrol van Tooneelsp. 1727, 1743, van v d. Marck Leid. 1774, Navorscher, Dl. III. bl. 192. D. IV bl, 157. Bijbl. 1855 bl. X. 4. Kok, Kobus en de Riverourt; Cat d. Maats. v. Ned. Letterk. D. I. bl. 228.