[Philip von Zesen]
ZESEN (Philip von), ridder, raadsheer van Zijne Hoogheid den prins van Anhalt, te Prioran in Meiszen geboren, leefde van 1619-1672, hield zich een geruimen tijd te Amsterdam, waar hij de betrekking van consul van Anhalt bekleedde, op, en gaf en schreef gedichten en gansche werken in de Hollandsche taal. In 1672 besloegen zijne schriften reeds 9 deelen in fol. 10 in 4o., 31 in 8o. en 25 in 12o. en 16o., terwijl toen nog 36 zijner werken voor de pers gereed lagen, wier titels bij Jöcher voorkomen. Tot zijne geschriften behoort o.a. zijne Beschreibung von der Stadt Amsterdam u.s.w. Amst. 1664. m. pl. 4o. en in 12o., Waar achter: Appendix wegen die neuen Ergrösserung und Erweiterung der Stadt gestellt, durch P. von Aengelen.
Volgens Wagenaar vindt men niet veel gewigtigs in deze beschrijving. Zij werd, terwijl zij gedrukt werd, in 4 maanden opgesteld. De schrijver vermeldt in de voorrede, dat hij reeds 22 jaren in de stad gewoond had en in 1662 met het burgerregt was vereerd geworden. Er verscheen ook:
Het vernieuwde Paradijs-Hofken, vol christel. deugden en andere gebeden van Joh. Arent, vermeerderd door F. van Zeesen. Met pl. v.J. Luyken. Amst. z.j. kl. 8o.
Zie Witte, Diarium Biogr., T. II, ad 13 Nov. 1619, p. 171; Neumeister, De Poetis Germ. Lec, XVII; Müller, Cimbria literat.; Jöcher; Wagenaar, Beschrijv. van Amst., Voorr., bl. XXVIII, XXIX; B. Huydecoper, Proeve van taal- en dichtk., bl. 379; Bodel Nyenhuis Biogr. lijst van Plaatsb., No. 57, 1460; Cat. J. Ko-