[Jacob de Zeeuw]
ZEEUW (Jacob de), zoo genoemd naar de provincie zijner geboorte, leefde in het midden der XVde eeuw en verwierf wegens zijne geleerdheid, de priesterlijke waardigheid, voordat hij de daartoe vereischte jaren bereikt had. Tot prior van het nonnenklooster te Bajum aangesteld, nam hij dien post met onbaatzuchtigen ijver waar, doch haalde zich zoo den haat van R. Gabbinga, een edelman, op den hals, dat hij, op raad der zusters, het klooster verliet. Om aan zijne zucht voor de letteren te voldoen, begaf hij zich naar Leuven, legde er zich op de regtsgeleerdheid toe en, daarin den doctoralen graad verkregen hebbende, nam hij het bestuur der kerk te Sexbierum op zich, bezocht gedurig het klooster van Lidlum en maakte zich door zijn buitengewone milddadigheid