Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 21
(1878)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 36]
| |
eener dissert. de exhibitione et custodiis reorum, doct. in de regten, waarna hij zich als advocaat te 's Hage neêrzette, waar hij zamen woonde met den latijnschen dichter en advocaat Janus Grotius. Na een negenjarige praktijk werd hij raad en pensionaris der stad Haarlem, welk ambt hij den 2den December 1773, toen hij slechts 29 jaren oud was, aanvaardde. Hij bleef niet vreemd aan de woelingen na het jaar 1781 on werd in 1787 afgezet. Sedert wijdde hij zich aan de belangen van Teijler's stichting, waarvan hij sedert 1780 directeur was, die hij vooral na 1795 behartigde. Meermalen na dit jaar geroepen tot het vervullen van gewigtige bedieningen, wees hij die niet geheel af, en was vaderland en stad zijner inwoning in vele aangelegenheden zeer nuttig. Zulks werd door koning Lodewijk, die hem tot ridder van de unie en staatsraad in buitengewonen dienst verhief en door den keizer zelven, die hem tot ridder van de orde der réunie benoemde, erkend. hij overleed den 25sten September 1824. Zijn vrouw, Johanna Maria Kuits, dochter van burgemeester Anthonie Kuits, waarmede hij in 1776 gehuwd was, overleed in 1816 kinderloos. Hij was lid der Maats. v. Ned. letterk.
Zie Handel. 1825, bl. 42; Kobus en de Rivecourt; Verwoert. |
|