[Simon van Zaanden]
ZAANDEN (Simon van), waarschijnlijk uit het aloud geslacht van dien naam. Hij woonde te Haarlem en was daar zeer gehaat onder het volk. Toen tusschen de Hoekschen en Kabeljauwschen in 1377 een opschudding ontstaan was, liep zijn huis gevaar onder den voet gehaald te worden en een goed deel der Haarlemsche poorteren, die nevens anderen bevel gekregen hadden om onder de stedebanier, tot stilling van oproer op te trekken, weigerde zulks uit haat tegen van Zaanden. Ondertusschen groeidde het oproer aan, ontstonden er gevechten en werd er bloedgestort. Van Zaanden wierp meer dan 60 aanvallers uit de vensters. Hertog Albrecht verleende den poorteren, die geweigerd hadden op te trekken eerst in 1380 vergiffenis, doch die baldadig bij het oproer waren geweest, bleven van den zoen uitgesloten. Eenige jaren later werden van Zaanden en Willem van der Winde in een ander oproer omgebragt.
Zie Goudsche Chron. bl. 111; Matthaei Anal. T. II, p. 701; Schrevelius, Haarl. bl. 238; van Mieris, Charterb. D. III, bl. 182, 261, 365, D. IV, bl. 111, 148, 339, 704; J. à Leydis, Libr. XXX, O. 64; Wagenaar, V.H. D. III, bl. 314, 315.