Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 21
(1878)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Willem van der Zaan]ZAAN (Willem van der), een der moedigste zee-kapiteins, die schier alle groote zeeslagen van den eersten en tweeden Engelschen oorlog heeft bijgewoond, en vervolgens tot den rang van schout bij nacht bevorderd werd. Uit lagen stand geboren, had hij door ijver, naauwgezetheid en getrouwe pligtsbetrachting zichzelve den weg tot roem en eer gebaand en werd voor een der voortreffelijkste kapiteinen van 's lands vloot, door de Ruyter, die hem een onbepaald vertrouwen schonk, erkend. Meermalen naar de Middellandsche Zee gezonden, was hij telkens de schrik der Algerynen, Tunezen en Tripolezen, van wie hij onderscheidene schepen in den grond boorde of vermeesterde. De westkust van Afrika, was, gelijk het noorden van Europa, getuige van zijne onverzaagdheid, en hij was en bleef een moedig verdediger der Nederlandsche vlag, tot dat hem, strijdende voor de eer, hetzelfde lot trof, dat een zijner broeders (Joris) voor 16 jaren (1653) had ondergaan. Hij sneuvelde den 16den Maart 1669,in een zeeslag tegen drie Algerijnsche fregatten. De nagedachtenis van zulk een man verdiende vereerd te worden. Was hij door de admiraliteit van Amsterdam gedurende zijn leven 5 malen met gouden ketenen begiftigd gewordenGa naar voetnoot*), na zijn dood wenschte diezelfde admiraliteit een gedenkteeken ter zijner eere te doen vervaardigen, hetwelk zijn roem tot het nageslacht zou overbrengen. Op haar bevel en ten haren koste werd te Amsterdam in de Oude Kerk een praalgraaf opgerichtGa naar voetnoot†).
Zie J.C. de Jonge, t.a.p.D. IIa, bl. 116, 228, 299-303, D. IIb, bl. 268, 457. |
|