[Gijsbrecht van IJsselstein]
IJSSELSTEIN (Gijsbrecht van), zoon van Arent van IJsselstein, maarschalk en rechter in den lande van den bisschop van Utrecht, weigerde in 1297 aan Graaf Jan van Holland krijgsvolk op zijn slot te IJsselstein te leggen om den bisschop te beoorlogen. De Graaf hierover vertoornd, deed Gijsbrecht vangen en zijn slot IJsselstein belegeren, 't welk door zijne vrouw Bertrade of Beatrix jaar en dag verdedigd, maar eindelijk bij gebrek van voorraad overgegeven werd, op voorwaarde dat de helft der bezetting daar 't lot op vallen zou, aan den wil des graven zou gelaten worden. Deze deed hen alle onthoofden en schonk de heerlijkheid aan zijn gunsteling Wolphard van Borselen. Naderhand gaf Willem de Goede, graaf van Holland in 1308, ter bede van Guido van Henegouwen bisschop van Utrecht, de heerlijkheid weder te leen aan Gijsbrecht en aan Arent zijn zoon, bij opvolging, als oudste, en aan diens nakomelingen, zelfs inde vrouwelijke linie.