Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 21
(1878)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 16]
| |
doorn met Tobias Iddekinghe, die hem voortreffelijk opvoedde. Te Groningen werd hij tot leeraar der wijsbegeerte en te Orleans tot meester in de regten bevorderd, waarna hij tot aanzienlijke ambten geroepen werd, terwijl hem de meeste stads- en staatscommissiën werden opgedragen. Zijne bekwaamheden muntten zóó uit in de Staten Generaal dat hem de ingewikkelste en belangrijkste zaken werden opgedragen en hij dagelijks bij Johan de Witt in achting steeg. In 1656 trok hij met Van Dorp, Goverd van Slingerland en de Huijbert naar het Noorden en hielp aldaar den vrede sluiten, vervolgens trok hij alleen naar den keurvorst van Brandenburg en keerde in 1659 terug. In 1665 bekleedde hij een buitengewone zending naar den koning van Zweden en in 1667 werd hij gebruikt tot den handel over het drievoudig verbond. In 1673 begaf hij zich met van Beverningh, van Nassau Odijk en van Haren naar Keulen om over den vrede te handelen en later zette hij dezen handel, doch ook vruchteloos, te Nijmegen voort. Vervolgens werd hij tot gewestelijke ambten geroepen, die hij tot zijn dood in April 1679 met lof bekleedde. Als geleerd bevorderaar der geleerden en ijverig bezorger van de Groninger Akademie werd hij bijzonder geprezen in een programma door den hoogleeraar Henricus Eijsonius uitgegeven, die hem ook wegens zijne beminnelijk en zedelijke hoedanigheden prees. Hij huwde Anna Staakmans.
Zie Wagenaar, V.H. d. XII, blz. 185 393. D. XIV, bl. 245, 369; Scheltema, Staatk. Nederl.; Verwoert, Kobus en de Rivecourt. |
|