[Rein Ydsen]
YDSEN (Rein), zoon van den vorige, werd in 1575 griet van Gaasterland, en door het volk van Sonoy, bij gelegenheid van een strooptogt in die grietenij (willens of onwillens), medegenomen. In 1580 gaf hem de graaf van Hohenloo last om een vaandel speerruiters in de Zevenwolden aan te werven, dat door Rienk van Cammingha in de kerk te Roordahuizum werd gemonsterd. Bij de belegering van Groningen, door Hohenloo in hetzelfde jaar ondernomen, was hij met zijn vaandel waalsche soldaten, benevens nog 5 andere, in de voorhoede en werd vervolgens door den veldheer naar de schans te Aduard gezonden, welke hij, na een dapperen tegenstand, moest verlaten en zich met het overschot zijner krijgsbende, naar den Opslag bij Delfzijl begeven. Het volgende jaar verdedigde hij met den Deenschen bevelhebber Steyn Maltes, die daarvoor met een keten, ter waarde van f 600 werd beloond, met een gelukkig gevolg de schans te Nieuwe zijl. Bij een inval van het volk van Verdugo in Gaasterland, gelukte het hem de plunderaars, die vooral te Balk slecht huisgehouden hadden, op hun terugtogt over de Tjeukemeer te onderscheppen, en den buit en de gevangene weder te ontnemen. Hij overleed den 17den Februarij 1584.
Zie Schotanus, Hist. v. Friesl., bl. 791, 859, 861, 892, 924; v. Sminia, N. Naaml. v. Grietm., bl. 379.