Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 20

[Hendrik van Wijn]

WIJN (Hendrik van), zoon van Abraham van Wijn en Margaretha van Dijk, werd den 20sten Junij 1740 te 's Hage geboren. Elf jaren oud, trad hij als kadet in dienst bij de dragonders van den generaal Berge de Trips. Ongeschikt voor den krijgsdienst, verliet hij hem en bezocht drie jaren later de Lat. school, onder den rector Ouwens, vervolgens de hoogeschool te Leiden, waar hij de lessen van Ruhnkenius, Oudendorp en Scheltinga bijwoonde. In 1764 verkreeg hij den graad van mr. in de rechten, na het verdedigen eener dissert. quaedam circa Jus Aggerum sistens. Gedurende zijn verblijf te Leiden legde hij zich reeds op de vaderlandsche geschiedenis, taal- en letterkunde toe en was lid van een gezelschap aan den opbouw der moedertaal gewijd (linguaque et animo fideles), later minima crescuant. Van Wijn, die reeds vroeg de dichtkunst beoefende, las in deze bijeenkomsten zijne gedichten en taal- en geschiedkundige opstellen voor en was een der grondleggers der maatschappij van Nederl. Letterkunde te Leiden. Na de hoogeschool verlaten te hebben, vestigde hij zich als advocaat te 's Hage, wijdde zijne snipperuren aan de beoefening der geschied- en oudheidkunde, gaf verschillende geschriften in die vakken in het licht en knoopte met vele binnen- en buitenlandsche letterkundigen correspondentie aan. In 1771 werd hij tot pensionaris van den Briel benoemd, waar hij zijn geschieden oudheidkundigen arbeid vervolgde en buitengewone bekwaamheden als staatsman openbaarde. Dit had ten gevolge, dat hij te Haarlem als pensionaris in aanmerking kwam en hem die betrekking door Dordrecht werd aangeboden. Hij bedankte echter, maar nam het pensionarisschap te Gouda aan. Negen jaren nam hij die betrekking waar, gedurende welke hij een ijverig deel nam aan de hevige onlusten, die toen in ons vaderland uitbraken. In 1788 legde hij het pensionarisschap

[p. 474]

neder, doch bleef zijn verblijf te Gouda houden en wijdde zich geheel aan de studien. In 1802 werd hij, voorloopig voor den tijd van vijf jaren, tot archivaris der Bataafsche republiek en na dien tijd tot vast archivaris benoemd, waarop hij zich te 's Hage vestigde. Koning Lodewijk bejegende hem met onderscheiding, schonk hem de ridderorde der Unie en het lidmaatschap der tweede klasse van het koninklijk instituut van kunsten en wetenschappen. Ook werd hij lid eener commissie ter onderzoeking van de titels, onderscheidingen en orden, welke, van vroege tijden af, in deze landen in gebruik waren geweest. Koning Willem I bevestigde hem in zijn post en schonk hem de Leeuwenorde. Op 76-jarigen ouderdom begaf hij zich nog naar Henegouwen om de aldaar berustende staatsstukken als wettig eigendom der Noordelijke gewesten naar 's Hage te voeren. Van Wijn was lid van vele binnen- en buitenlandsche genootschappen en overleed 26 of 27 September 1831. Lijn portret vindt men voor 's mans leven door J.C. de Jonge.

Hij schreef:

Nebucadaezar's wanhopige overpeinzing en berouw, een berijmde brief in N. Bijdr. tot opbouw der Vad. Letterk.

Over de beteekenis der woorden Paën. Beën, Piën. Land Raaroof. Loo en Louwmaand. Ald.

Bruiloftsgedicht op zijne zuster Cornelia van Wijn.

Brielsche vreugdezang, ter gedachtenis van het tweehonderdste jaer der vrijheid, verschenen en gevierd in den Briele op den eersten van Grasmaand 1772, achter C. Cleyns' Dankoffer voor de eerstelingen van Nederl. Vrijheid.

De Klagt van Cornelia, dochter van Lucius Scipio Metellus aan haren echtgenoot Cuejus Pompejus enz. (berijmde brief).

Onderzoek, of het gebruik der letteren, oudtijds den Germanen onbekend geweest zijn, in Werk. v.d. Ned. Maats. van Letterk. te Leiden. D. IV.

Over de Bellen. Ald. D. II.

Schets van het leven en bedrijf van Heer Nikolaas, Heere van Putten en Stryen. Ald. D. V.

Onderzoek nopens het jaar in hetwelk Lodewijk, koning van Germanie aan den Utrechtschen bisschop Himgerus de vrijheid zijner kerke bevestigd hebbe in Verhand. v.h. Zeeuwsch Genoots. te Vlissingen, 1773.

Dertigtal regtsgeleerde vragen. 's Hage 1777. 8^o.

Bijvoegsels en Aanmerkingen op de Vaderlandsche Historie van Wagenaar (het grootste gedeelte).

Historische en Letterkundige Avondstonden.

Huiszittend leven, in V stukken.

Iets over de Keur van Gui van Henegouwen aan de stad Amsterdam, in het begin der XIVde eeuw in Verhand. der 2de kl. van het Instit. 1818.

[p. 475]

Verslag en beoordeeling van eenige oudheid- en geschiedkundige werken in Jaarboeken der wetenschappen en kunsten in het koningrijk der Nederlanden.

In de Biographie Universelle ancienne et moderne, levensberigten van C. van Baarle, Pieter Huyzinga Bakker en anderen.

Zie J.C. de Jonge, Levensschets van H.v. Wijn; Siegenbeek in de Hand. d. Maats. van Ned. Letterk., 1832; v.d. Aa, N.B.A.C. Woordenb.; Kron. v.h. Hist. Genoots., 6 jg. bl. 364; Cat. d. Maats. van Ned. Letterk., Nav. VIII. bl. 144; Huberts enz., Biogr. Woordenb; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.