Februarij 1751 uitgesprokene rectorale oratie schijnt gedrukt te zijn.
Nog in hetzelfde jaar van zijne komst te Leiden werd, bij besluit der algemeene staten, de waardigheid van lijfarts van den genoemden prins, erfstadhouder der vereenigde Nederlanden, aan den hoogleeraar Winter opgedragen, gelijk dit weder een jaar later geschiedde ten opzigte van diens zoon, den toenmaligen erfprins. Hij overleed den 17den November 1760. Zijn lijk werd 21 November in de St. Pieterskerk begraven.
Men heeft nog van hem:
Oratio de certitudine in Medicina. Leov. (s.a.) fol.
Oratio de certitudine in Medicina practica. Franeq. 1747 fol.
Zie Vriemoet, Ath. Freriacae, p. 252; te Water, Narratio, p. 223; Siegenbeek, Gesch. d.L.H., D. I. bl. 298, D. II. bl. 201, 202; Suringar, Verval van het klinisch onderwijs na den dood van Boerhaave. Waardeering van het Dynamische element in de theor. leer van Gaubius en Fred. Winter; Schotel, Leidsche Hooges.; Nederlandsche Jaarboeken, D. V. St. 2, 1751, bl. 1018-1021; Claessen, Progr. inaugur. Cl. F. Winteri, Herborn, 1740; W. Burchardi Progr. de Professoribus qui in arte salutari nostram illustrarunt Academiam, Herb. 1745 fol.; Acta Lips, Vol. IX. p. 566 seq.; Verwoert; Kobus en de Rivecourt.