Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 20
(1877)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 300]
| |
in zijne geboortestad geleerd te hebben, ontving hij bij J. van Gaveren, doopsgezinde leeraar te Zoetermeer en bij A. van Eeghem te Middelburg onderwijs in de godgeleerdheid. Op raad van dezen begaf hij zich naar Amsterdam om bij Galenus Abrahams en de Remonstrantsche hoogleeraren zijne studien voort te zetten. Tevens legde hij zich op de geneeskunst toe, studeerde in dit vak te Utrecht, werd in 1703, na het verdedigen eener dissertatie de Ophtalmia med. doctor en nog in hetzelfde jaar leeraar te Middelburg. Hier was hij als leeraar-geneesheer werkzaam tot zijn dood in 1752. In 1726 werd hij beschuldigd dat hij onregtzinnige en sociniaansche gevoelens aankleefde, doch de kerkeraad sprak hem twee jaren later vrij. Behalve de uitgave der werken van zijn leermeester van Eeghem, die hij met aanteekeningen verrijkte, schreef hij: Redenen des geloof van J. Kien onderzocht. Middelb. 1711. Verhandel. over Gods genade. Amst. 1728. Lijkreden over het afsterven van Adriaan van Eeghem. Middelb. 1709.
Zie Naaml. d. Doopsgez. schrijvers, bl. 131; Rogge, Geschrift betreff. de Ned. Herv. kerk, bl. 77; Holtrop, t.a.p., bl. 400. |
|