[Baron J.P.C. Willmar]
WILLMAR (Baron J.P.C.), luit.-gen., nam als luitenant deel aan de laatste oorlogen van het keizerrijk en werd bij den slag van Leipzig gevangen genomen. Na een jaar krijgsgevangen in Hongarije te zijn verbleven, werd hij uitgewisseld en keerde naar Parijs terug. Aldaar aangekomen, werd hij op nieuw bij het Fransche leger ingelijfd en woonde o.a. den slag van Waterloo bij, toen hij eene compagnie mineurs en sappeurs aanvoerde. Na het sluiten van den vrede, vertrok hij naar Belgie, om ook zijn vaderland vele uitstekende diensten te bewijzen. Na geruimen tijd als hoofd-ingenieur van den waterstaat werkzaam te zijn geweest, was hij het, die na 1830 tot minister van oorlog benoemd, de eerste organisatie aan het Belgisch leger gaf. Vervolgens vervulde hij de betrekking van Belgisch gezant met eene zending te Berlijn, totdat hij in 1845-1846 naar 's Hage gezonden werd, ten einde de spanning te doen ophouden, die de quaestie der tolregten had teweeggebragt. De gelukkige wending, welke deze zaak al spoedig nam, was vooral ook aan zijn geest van verzoening te danken. Gedurende de 12 jaren, waarin hij met de betrekking van Belgisch gezant te 's Hage bleef bekleed, toonde hij zich wél op de hoogte van de vraagstukken, die nu en dan oprezen. Gedurende zijne loopbaan, onthield hij zich steeds van aansluiting aan eenige partij; algemeen stelde men zijn oordeel op hoogen prijs. Hij was grootkruis van de orde van den Nederl. Leeuw en van die der Eikenkroon, overleed 28 Jan. 1858, in den ouderdom van ruim 69 jaren, en werd met militaire eer den 1sten Febr. 1858 op het R.K. kerkhof te 's Hage begraven.
Part. ber.