Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 20
(1877)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Willibrand]WILLIBRAND, zoon en broeder der graven van Oldenburg, bloedverwant der graven van Holland en Gelre, was een volger van keizer Frederik II, en voerde in Lombardye, Calabrië en Sicilië met hem krijg, maakte tweemaal de kruisvaart mede naar ‘den lande van Overzee’ en ‘diende in verschillende oorlogen’. Later werd hij bisschop van Paderborn en vervolgens van Utrecht. Toen men hem berigt bragt dat men hem te Utrecht als bisschop begeerde, om den moord aan bisschop Otto II gepleegd te wreken, was hij terstond bereid te komen, en toen de boden, die van het kapittel naar Rome gezonden waren om bij den Paus verlof tot zijn verplaatsing (translatio) van Paderborn naar Utrecht te vragen, lang op zich lieten wachten, snelde hij zelf derwaarts. Gregorius IV, die hem kende, stond hem zijn wensch gaarne toe en zond hem met zijn apostolischen zegen | |
[pagina 286]
| |
naar Utrecht. Op de terugreis ontving hij van 's keizers zoon, te Werden de regalien, waarna hij den metropolitaan te Keulen de verschuldigde gehoorzaamheid bewees. Op den 20sten Augustus 1228 deed hij te Utrecht zijn intrede. Na de solemnele mis werd in het bisschoppelijk paleis een prachtige maaltijd gevierd. Graven en prelaten, ridders en klerken maakten goede sier. Tegen het einde van den maaltijd rezen 's bisschops vasallen van hunne zitplaatsen, trokken de zwaarden en de feestzaal weêrgalmde van beloften van trouw aan den nieuwen bisschop bij zijn aanstaande wraakoefening aan de Drenthenaren. Zes weken daarna werd Drenthe van verschillende zijden aangegrepen en de kruistogt tegen dit gewest gelukte. De Drenthenaren moesten zware schatting betalen en boete doen. Nadat de bisschop, vergezeld van eenige zijner verwonnelingen Groningen en de voornaamste plaatsen van Friesland bezocht had, kwam hij te Utrecht terug om op St. Maartensdag in den Dom de pontificale mis te zingen en met zijne kerk den Heer te loven voor den gelukkig volbragten strijd, die zijn geheele leven voortduurde. Willibrands gansche loopbaan was die van een krachtige, dikwerf wreede, maar ook trouwhartige soldaten-natuur, die voor kerkelijke zaken slechts kleine belangstelling koesterde. Voor de bescherming van klerken en kerkgoed, zorgde hij echter door de vernieuwing der statuten van zijn voorganger Dirk van Are. Verder weten wij dat hij de stichter was van het klooster Zwarte-Waal in Overijssel, en dat hij dat van Bethlehem bij Doetichem op nieuw in het bezit zijner goederen bevestigde. Hij overleed den 27sten Julij 1235 te Zwol, destijds een dorp, dat hij, gedurende zijn laatste ziekte nog tot een stad verhief, en werd begraven in het klooster van St. Servaas, dat van Abstede naar Utrecht was verplaatst en welks eersten steen hij had gelegdGa naar voetnoot1).
Zie Arent toe Boecop, Croenick des Byscoppen van Utrecht, bl. 181; Anonymus bij Matthaeus; Beka; Bat. Sacra; van Rijn, Oudh. v. Gron., bl. 533, 575; Oudh. v. Deventer, D. I. bl. 617 volg., T. II. p. 229; Matthaeus, Fund. eccles., p. 266; Coccii Chron., p. 75; van Gils, Bisdom van 's Bosch, bl. 70; Royaards, Geschied. van het Christend. en de Christel. kerk in Nederland; Moll, K.G. van Nederland, D. II. St. I. bl. 113, 114; Kist en Royaards, Archief, D. I. bl. 156 (2e Serie), D. IX. bl. 45. |
|