[Jan Willemsen]
WILLEMSEN (Jan), te Amsterdam geboren, werd in 1805 aldaar luitenant bij de gewapende burgermagt, trok als kapitein te velde, en werd, na een eervol ontslag, burgemeester van Velp, Dieren en Rheden. In 1820 werd hij arrondissements-ijker te Zutphen en bragt veel toe tot verbetering der inhouds- en lengtematen, balansen enz. Hij had erkende verdiensten als bouw- en werktuigkundige. Hij vervaardigde uit kurk bouwvallen, in den trant van Roza, Chichi en Meyer. Onder deze muntte uit het Valkenhof te Nijmegen, als voortbrengsel van kunst op verschillende tentoonstellingen bekroond. Hij was de eerste in ons land, die eene kaart van Gelderland, en van Beekhuizen bij Arnhem, 1825, benevens eenige afbeeldingen van buitenplaatsen, als Sonsbeek, Rozendaal, Angerestein, naar zijne teekeningen, zelf op steen geëtst, en daarvan afdrukken geleverd heeft, en behaalde bij het bouwkundig genootschap te Arnhem den eereprijs. Hij was gehuwd met J. Monjee die hem twee zonen schonk. Hij overleed in 1859 in den ouderdom van 77 jaren. Zijne keurige verzameling van kunst, vooral van gravuren en etsen berust bij zijn oudsten zoon Quirinus Willemsen op den huize Delta bij Zutphen. Zijn tweede zoon Johannes Albertus Willemsen werd boek- en kunsthandelaar ter laatstgemelde plaatse.
Zie Immerzeel; Kramm.