gica en Artzney-buch von etlichen bisanher unbekannten und unbeschriebenen kranckheyten. Franckfurth am Mayn 1580. 8o., waarin o.a. eene verhandeling over den Morbus Gallicus en de Serpigo Hispanica voorkomt. De vereenigde uitgave van 's mans werken werd in 1660 bezorgd door den geleerden boekverkooper Petrus Montanus of van den Bergh. Hij had zich vele kosten getroost om alle werken (opera omnia) van Wier, meerendeels bij losse stukjes uitgegeven, te verzamelen en liet eenige uit het Duitsch in het Latijn overzetten en droeg het werk, voorafgegaan door een uitgestrekte getuigenis van Martinus Schoockius, aan burgemeesteren van Amsterdam op.
Hierin komen behalve de genoemde werken nog voor: Medicae observationes rarae de quartanâ, de pestilentiali aaginâ, pleuritide, peripneumonia, de hydropis curatione; aconon Meatuum naturalium clausorum.
Melchior Adam vermeldt o.a. nog eenige Libri met Epistolae medicinales, en een verh. de scorbute sive scorbutica passione.
De varenis morbis endemico Westphalorum permolesto, is door hem in het Hgd. geschreven, door zijn zoon Hendrik in het Latijn vertaald door H. Smet in zijn Miscell medica. Franef. 1611. 8o. opgenomen.
Van zijn hoofdwerk bestaat ook een Fransche vertaling: Histoires, disputes et discours des illusions et impostures des diables et magiciens, infames, sorcières et empoisonneurs, des ensorcelez, et demoniaques, et de la guérison d'iceux. Item de la punytion, qui méritent les magiciennes, etc. 1599.
Eenige onuitgegevene brieven van Wier deelt L.J.F. Janssen mede in de Bijdragen voor gesch. en oudheidk., uitgeg. door I.A. Nijhoff. D. VI. bl. 266, en D. VII. bl. 1-9.
Wier werd in den jare 1588 naar Teklenburg genoodigd, ter genezing van de gravin van Bentheim en aldaar door een zware ziekte overvallen, waaraan hij den 24sten Februarij overleed. Zijn lijk is in de hoofdkerk begraven; het grafschrift is bij verscheidene schrijvers bewaard gebleven.
Hij is tweemaal gehuwd geweest. De naam zijner eerste vrouw is niet bekend, de tweede was Henrica van Holthe, eene Geldersche vrouw van adelijk geslacht. Hij liet 4 zonen na: Theodorus, die een vermaard regtsgeleerde en kanselier of secretaris van graaf Willem van den Berge, dien in 1572 op de togt in Overijssel vergezelde; Hendrik werd geneeskundige, de beide jongste heetten Galenus en Johannes. Het portret van Wier vindt men o.a. voor den druk van 1577 zijner Opera omnia, een fraaije houtsnede, naar welke de plaat in koper van P. Holstein voor den laatsten druk gevolgd is.