[Georgius Benedick Werteloo]
WERTELOO (Georgius Benedick), of à WERTELOO, te Haarlem geboren, studeerde te Cambridge, waar hij in 1585 was, en in 1586 te Leiden, waar hij zich bijzonder aan Lipsius sloot. Van daar vertrok hij naar Heidelberg, waar hij de lessen van Franciscus Junius in de godgeleerdheid bijwoonde, doch reeds den 1 Maart 1588 in den ouderdom van 25 jaren stierf. Hij was zeer bevriend met de beide Douza's en Scriverius, die zijn Epitaphium vervaardigde. Werterloo beoefende de Latijnsche poëzy en gaf in het licht:
Carmina quaedam in funere Guilielmi, Principis Arausionensis, Delphis parricidali mann occisi an. LXXXV. Additus est Epigrammatum libellus 1585.
De rebus gestis Principis, Guilielmi comitis Nassovii, Principis Nassovii, libri duo. Item Epinicia, Epigrammata varïa et Epitaphia comitum Hollandiae. L.B. 1586. 8o.
Janus Gruterus liet het laatste gedeelte dezer verzameling herdrukken in zijn Chronicon Chronicorum etc., T. I. p. 100, met den titel van Comites Hollandiae carmine expressi, en in de Deliciae Poetarum Belgarum met de Epigrammata van den schrijver.
Poëmata posthuma in lucem protracta studio Petri Scriverii. L.B.
Burman heeft in zijn Sylloge Epistolar. T. I. p. 409 nog eenige Epigrammen van Werteloo uitgegeven, die betrekking hebben tot het vertrek van Lipsius naar Duitschland.
Zie Joan Gualteri (Gruteri) Chron. Eccles., T. II. p. 1191; J. Lipsii Cent. miscell., ep. X. II Cent. misc. ep. 14; Burmanni Syll. Epist., T. I. p. 407, 408; Sweertii Ath. Bat.; Boxhorn, Toon. v. Holl.; Scriverii Harlemias; Val. Andreas, Bibl. Belg.; Foppens, Bibl. Belg., T. II. p. 732; Paquot, Mem., T. I. p. 210; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt.