[Jan Baptist Wellekens]
WELLEKENS (Jan Baptist), zoon van Cornelis Wellekens, een bemiddeld lakenkooper en hophandelaar en van Magdalena Clokgieter, in 1658 te Aalst geboren. Reeds vroeg zonden hem zijne ouders naar Amsterdam, waar een oom van moederszijde hem op het goudsmeden bestelde, doch hij had meer lust in het schilderen en oefende zich onder Anthonie de Grebber in deze kunst en ging naar Italie om zijne studien voort te zetten, doch werd in 1687 te Venetie door een beroerte getroffen, die hem noodzaakte huiswaarts te keeren. Weinig of niets is er van zijne penseel bekend, alleen het portret zijner moeder. Hij had het grootste gedeelte van zijn leven te worstelen met graveel- en jichtpijnen, waarbij eene bijziendheid kwam, die zijn lust tot de schilderkunst deed verflaauwen. Daarentegen nam die voor de Nederd. dichtkunst toe. In 1712 gaf hij met zijn kunstbroeder Pieter Vlaming een bundel Dichtlievende Uitspanningen in het licht, die in 1735 herdrukt werd, en waarin uitmuntende Herderszangen voorkomen. Hierop volgde in 1715 eene vloeiende vertaling van Tasso's Amintas met eene Verhandeling over het herdersdicht; ook bragt hij uit Italie den Visscherszang op onzen bodem over, doch behalve in Schermer, vond hij geene navolgers. Hij wordt de vader van het herdersdicht hier te lande genoemd: want de poezy, die voor hen onder dezen titel verscheen, verdiende dezen naam niet. Hij bezat echter ook in andere vakken van poezy groote verdiensten, blijkens zijne Verscheiden Gedichten Bruiloftsgedichten en Zedelijke en Ernstige Gedichten 3 d. Amst. 1729-1737.