[Jan Weenix]
WEENIX (Jan), zoon van den vorige, in 1640 te Utrecht geboren, werd door zijn vader onderwezen. Toen hij 16 jaren oud was, verloor hij dien, doch hij was toen reeds zoo ver gevorderd in de kennis van wat tot de gronden en den omvang der schilderkunst behoort, dat hij van anderen geen onderricht meer behoefde, gelijk zulks bleek aan verscheidene schilderijen, die zoo in den stijl van zijn vader waren, dat men ze door dezen vervaardigd achtte. Later heeft hij diens grijzen of ijzerachtigen toon met een helder en aangenaam koloriet verwisseld. Ook hij was, schreef Immerzeel, een universeel kunstenaar, in verschillende vakken evenzeer bedreven, als landschappen, beelden, dieren, bouwvallen, architectwerken, vruchten, bloemen, portretten, van alles werd fiks en kunstig behandeld, doch vooral in dood en levend wild bragt hij het tot de hoogste volkomenheid. Geen wonder dat Johan Wilhelm, keurvorst van de Paltz, de groote beschermer der kunst, hem aan zich en zijn hof verbond. Vele kapitale stukken vervaardigde hij voor dien vorst en daaronder de schilderstukken in drie zalen van het vorstelijk lustslot bij Rensberg, ter zijde van Keulen, over den Rijn. In de eerste zaal schilderde hij dood en levend gevogelte, in de tweede allerlei dood en viervoetig gedierte, reeën, herten, wilde zwijnen, hazen met jagtgereedschap en ander bijwerk, in de derde vreemd gedierte, vreemde gewassen, watergezichten enz.
Ook te Amsterdam vervaardigde hij voortreffelijke schilderijen in voorname huizen, o.a. in dat door mr. S. Ipz. Wiselius bewoond, op de Nieuwe Heerengracht, over de plantaadje.