[Everwijn Wassenbergh]
WASSENBERGH (Everwijn), zoon van Abraham Wassenbergh, predikant te Lekkum en Miedum, nabij Leeuwarden, werd in 1742 geboren. Hij genoot te Leeuwarden het onderwijs in de Latijnsche en Grieksche taal van den rector H.J. Arntzenius. Vijf en twintig jaren oud, werd hij tot de leerstoel van Gronovius en Graevius aan de doorluchtige school te Deventer beroepen en aanvaardde dien post den 10 April 1768 met eene Or. de Urbe Daventria eraditionis in Belgio matre et conservatrice celeberrima. Daventr. 1768.
Drie jaren later werd hij tot hoogleeraar in de Grieksche taal te Franeker, welker leerstoel weinige jaren vroeger door zijn leermeester, den grooten Valckenaer, was verlaten, beroepen. Meer dan een halve eeuw bekleedde hij zijn post als hoogleeraar, eerst aan de akademie tot 1812 en daarna aan het Athenaeum, in 1816 opgerigt, met veel roem en vormde vele beroemde mannen, zooals Herman Bosscha, Johan Adam Nodel, Richeus van Ommeren, Sjoerd Wijngaard en Hendrik Waardenburg. Op 70-jarigen leeftijd werd hij emeritus en vierde in 1821, omtrent 80 jaren oud, zijn vijftigjarigen dienst met eene Oratio eucharistica (Leovardiae 1821). Wassenbergh was een uitstekend beoefenaar der oude letterkunde, waarvan hij vele proeven heeft gegeven, ook hanteerde hij de Latijnsche lier, inzonderheid echter bewees hij groote diensten aan de Friesche taal- en letterkunde. Hij was de eerste, die de algemeene aandacht vestigde op de uitstekende waarde der weinig bekende voortbrengselen van den Landfrieschen dichter Gijsbert Jacobs, door de uitgave eener Latijnsche verhandeling over dien dichter, die in 1793 onder zijn praesidium openbaar verdedigd werd. Later deelde hij den voornamen inhoud dier verhandeling in het Nederduitsch mede in zijne Bijdragen tot den Frieschen tongval, waarvan twee deelen het licht zien, die, behalve het genoemde, eene reeks van belangrijke stukken bevatten, onder welke vooral opmerking verdienen een Idioticon Frisicum, eene Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde, op een der merkwaardigste dichtstukken van Gijsbert Jacobs; eene nieuwe vermeerderde uitgave van zijne Verhandeling over de Eigennamen der Friesen, die reeds in 1774 voor het eerst in druk verscheen, en
eindelijk eenige Friesche Gedichten, in vroegere jaren door hem vervaardigd,