[Jakob van Wassenaer]
WASSENAER (Jakob van), zoon van den vorige, in 1635 geboren, was graaf van Wassenaer, heer van Obdam, Hasebroek, Spierdijk, Wogmeer, Zuidwijk, Kernhem, enz. lid der ridderschap van Holland en als zoodanig, abt, raad en algemeen rentmeester der heerlijkheid en goederen van de abdy van Rijnsburg, ridder van de Deensche koninklijke orde van den Olifant, generaal van de ruiterij van den staat der vereenigde Nederlanden, gouverneur van 's Hertogenbosch en der onderheorige forten, hoogheemraad van Rijnland, meesterknaap van de houtvesterij van Holland en West-Friesland, den 23 April 1690 wegens de ridderschap, curator der Leidsche hoogeschool. Hij diende den staat meermalen als gezant naar onderscheidene hoven, als dat van Frankrijk, Engeland, Polen, Pruissen en meer andere Duitsche vorsten. Ook als krijgsman gaf hij vele blijken van moed en bekwaamheid. De keurvorst van de Paltz verhief hem en zijne nakomelingen tot den graaflijken stand. Hij huwde Adriana Sophia, barones van Raesveld, dochter van Adolf Henrik, baron van Raesveld, die hem kinderen schonk.
Hij overleed in 1714 en is door P. Schenk ten voeten uit afgebeeld.
Zie Wagenaar, V.H., D. XIII, XV, XVI, XVII (Reg.); van Wijn, Bijvoegs., D. XVIII, bl. 135; Scheltema, Staatk. Nederl., Te Water, Nairatio, p. 180; Siegenbeek, Gesch. d.L.H., D. I. bl. 249-250, D. II. bl. 18; Schotel, Leidsche Hoogeschool; Bosscha, Ned. Heldend. te land, D. II. Bijl. 2, 8, 255, 323-340; Kok, Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. van portr.