gen.-majoor Klerck, kommandant van de 2de brigade 1ste divisie inf. Den 2den Febr. 1841 werd hij aangesteld tot adj. bij den gen.-maj. Volkhemer, kommandant van de 2de brigade der 1ste divisie inf., den 24sten April 1841 tot adj. bij den luit.-gen. Schuurman, kommandant van de 1ste divisie inf., den 3den Nov. 1843 tot majoor bij het 7de reg. inf., en tevens eervol ontslagen uit zijne betrekking van adj. van genoemden luit.-gen. Den 31sten Maart 1846 werd hij tijdelijke chef der afdeeling Personeel bij het dep. van oorlog en den 16den Dec. 1848 ten gevolge van de opheffing der onderscheidene afdeelingen bij genoemd hoofdbestuur, eervol ontslagen uit zijne betrekking als chef der afdeeling Personeel, en op nieuw belast met de leiding der werkzaamheden bij het Personeel en militaire zaken bij het dep. van oorlog. Den 1sten Jan. 1850 werd hij bij reorganisatie benoemd tot chef van het bureau Personeel en militaire zaken bij het dep. van oorlog, den 22sten April 1852 tot luit.-kolonel, den 30sten April 1854 tot kolonel en den 23sten Febr. 1855 aangesteld tot gouverneur der kon. academie voor de zee- en landmagt en tevens uit zijne betrekking van chef van het bureau Personeel en militaire zaken bij het dep. van oorlog eervol ontslagen, onder dankbetuiging voor de daarin bewezene diensten. Den 10den Mei 1856 is hij benoemd tot gen.-majoor dier inrigting, welke waardigheid hij tot het laatste zijns levens eervol mogt bekleeden.
Uit het vorenstaande blijkt, dat hij ruim 42 jaren als officier en hoofd-officier in Nederlandschen dienst is werkzaam geweest. Onder zijne veldtogten behooren hoofdzakelijk die van 1814 aan den Helder, in 1815 in Frankrijk, bij gelegenheid van den opstand in Belgie, in 1830 bij het mobiele leger, in 1831 bij den tiendaagschen veldtogt, in 1832, 1833 en 1834 bij het mobiele leger. Hij was versierd met de Militaire Willemsorde 4de klasse, kommandeurs-orde der Luxemburgsche Eikenkroon, ridder der orde van den Nederl. Leeuw en het Metalen Kruis. Hij overleed te Breda den 30 Nov. 1857.
Part. ber.