stoffen te mogen verschaffen tot de oprigting van zulk een heerlijk gedenkstuk. Vooraf maakte hij zijn voornemen bekend en gaf hij eene schets van zijnen arbeid in een Verhandeling over de handvesten en voorrechtsbrieven der stad Dordrecht, mitsgaders proeve van Geschied- en Oudheidkundige aanmerkingen over de oudste derzelven, om te strekken tot een voorlooper eener algemeene uitgave der handvesten en andere graaflijke Charter, tot de gemelde stad betrekking hebbende, volgens eene bijgevoegde lijst der daartoe voorhanden zijnde stukken. Dordr. 1768 4o en 8o.
Twee jaren later (1770) kwam in dezelfde stad bij denzelfden drukker (P. van Braam) het eerste stuk onder den titel van Handvesten, Privilegiën, Vrijheden, Voorregten, Octrooijen eu Costumen, mitsgaders Sententiën, verbonden overeenkomsten en andere voorname handelingen der stad Dordrecht, opgezogt, overgezien en met de oorspronkelijke stukken vergeleeken en met geschied- en oudheidkundige aanmerkingen opgehelderd in het licht.
Dit werd van tijd tot tijd door andere gevolgd, totdat eindelijk in 1783 het tiende of laatste stuk werd uitgegeven. Deze tien stukken vormen 3 fol. deelen, groot 2062 bladzijden behalve het register, de opdragt aan mr. Pieter Stein, raadpensionaris van Holland, eene voorrede groot 24 bladz., gedichten van J.A. Repelaer, P. Brouwer en een Lijst der stukken in deze verzameling voorkomende, gerangschikt volgens derzelver onderwerpen, verdeeld in XXXIII hoofdstukken. Van de Wall heeft zoo uit het stedelijk archief als uit andere bewaarplaatsen van oude oorkonden en gedrukte en ongedrukte werken van allerlei aard en waarde, de charters laten afschrijven, ze naauwkeurig vergeleken en de beste en naauwkeurigste laten afdrukken met bijvoeging der werken waarin zij voorkomen. De aanteekeningen getuigen van een diepen blik in de geschiedenis van het vaderland en ongewone kennis der vaderlandsche gewoonten, zeden en van eene ongewone belezenheid in vroegere en latere geschied- en oudheidkunkige werken van verschillende volkeren. Hij had ook het plan De Privilegiën van Zuidholland op dezelfde wijze in het licht te geven. Ook was hij voornemens een Dordrechtum eruditum, in de smaak van het Trajectum eruditum van Burman, te bewerken, waartoe hij vele brieven van Vossius en andere geleerde mannen wilde benuttigen. Van hem bestaat een Tegenberigt op het Naberigt van den heer Jan Bent, over de jaar-, maand- en dagteekening van de charters, brieven en handvesten der Graven van Holland, heeren van Westfriesland. Dordr. 1761. Hij deelde ook belangrijke stukken aan prof. Te Water voor zijn Verbond en Smeekschrift der
Edelen mede. Hij overleed den 5 Julij 1808 in den ouderdom van 72 jaren.
Zie Hand. der Jaarl. verg. v.d. Maats. v.N.L. 1808; Siegenbeek, Gesch. d.L.H., D. II. bl. 28, 29; Te Water, Narratio,