| |
[Gerardus Vossius]
VOSSIUS (Gerardus), zoon van Johannes Vossius of Alopecius werd in 1577 te Heidelberg geboren. Naauwelijks een half jaar oud, vertrok hij met zijn ouders naar Leiden, vervolgens naar Dordrecht. Toen hij den ouderdom van 8 jaren bereikt had, werd hij ouderloos en aan de zorg van Barbara, weduwe van Jacob van der Mijlen, een vriend zijns vaders, toevertrouwd. Deze was hem eene tweede moeder (altera mater) Na zich, onder leiding van Orydrius, Marcellus en Nansius op de Latijnsche en Grieksche talen te hebben toegelegd, werd hij te Leiden in het Staten-Collegie, dat toen onder het bestuur van Johannes Cuchlinus en Petrus Bertius stond, opgenomen, en hoorde hij Bonaventura Vulcanius in het Grieksch, Robbert Snellius in de Wiskunde, Petrus Molinaeus in de Wijsbegeerte, Franciscus Junius in het Hebreeuwsch, Lucas Trelcatius en Franciscus Junius in de Godgeleerdheid. Twee jaren later (1597) hield hij eene Latijnsche lofrede op Prins Maurits, en in het volgende, met toestemming van Curatoren, openbare voorlezingen over eenige boeken van Aristoteles over de natuur- en redeneerkunde. Reeds was men te Leiden bedacht hem een leerstoel aan te bieden, toen Curatoren van het Dordsch Gymnasium hem tot rector benoemden. Sedert nam met zijne geschriften, zijn roem en het aantal zijner leerlingen van jaar tot jaar toe. Niet slechts uit de vereenigde gewesten, maar uit Brabant, Engeland en Frankrijk kwam men om hem te hooren. Gedurende de elf jaren die hij aan 't hoofd der school stond, werden er scharen van jongelingen gevormd, die later in verschillende vakken grooten roem
| |
| |
verwierven. Wij behoeven niet te vragen hoe het onderwijs van den man was, wiens geschriften over de Grieksche en Latijnsche spraakkunst en welsprekendheid, op hoog bevel, in alle scholen van ons vaderland werden ingevoerd en meer dan twee eeuwen hunnen eersten rang, onder alle leerboeken van dien aard, handhaafden, die reeds te Dordrecht zijn werk de arte grammatica, waaraan hij 30 jaren arbeidde, begon te schrijven, een werk, waarbij volgens Salmasius, niets in de oude en toenmalige wereld was te vergelijken, dat Crellius een onsterfelijken arbeid achtte; van den man, wien Hermannus Tollius, bijna twee eeuwen later, nog een volmaakt taal-navorscher noemde.
Curatoren vermeerderden dan ook steeds zijne jaarwedde, de regering vereerde hem voor de opdragt zijner Institutiones oratoriae, een werk, waarvan Scaliger zeide, dat het hem geleerder gemaakt had, dat boven den lof van een Casaubonus, Cunaeus en Bernard verheven was, met 270 L., zond hem dikwerf den eerewijn en gaf hem een kostbaar geschenk, toen hij (1602) met Elizabeth van den Corput en (1607) met Elisabeth Junius in het huwelijk trad. Het was dus wel ‘een slag voor de stad en een schrik voor de school’ toen (6 April 1615) gedeputeerden uit het Collegie van Curatoren te Leijden te Dordrecht verschenen om Vossius tot regent van het Staten-collegie, waarvan hij vroeger kweekeling was geweest, te beroepen.
Zij deden zulks vooral op aanbeveling van Huig de Groot, met wien hij, sedert beider gemeenzaam verkeer aan de Leidsche Hoogeschool, in nauwe vriendschapsbetrekking leefde.
Ofschoon hij nimmer tot de openbare volgers van Arminius behoord had, moest hij echter in 1619, door het drijven der contra remonstranten, die hem, wij weten niet welke, kettersche gevoelens toedichtte, zijn post als bestuurder van het Collegie nederleggen. Curatoren echter, ongaarne tot harde maatregelen overgaande, omtrent een man, wiens bescheidenheid en geleerdheid even grooten lof verdienden, legde hem de aanvaarding van zijn ontslag, eene voor dien tijd niet onaanzienlijke jaarwedde toe onder belofte van hem in eene andere betrekking aan de Hoogeschool te zullen plaatsen; doch de geestelijkheid hield, niettegenstaande hij haar, zoo veel met eerlijkheid en regtschapenheid bestaanbaar was, genoegen zocht te doen, zijne zaak zoo lang slepende, dat Curatoren eerst tegen het einde van 1622 hunne beloften volkomen vervullen konden door hem tot gewoon hoogleeraar in de welsprekendheid en algemeene tijdrekenkunde aan te stellen. Naderhand werd hem, met aanmerkelijke verhooging zijner
| |
| |
jaarwedde, de taak aanbevolen van de Annales Ecclesiastici van Baronius, of althans een gedeelte daarvan, te weerleggen.
Gelijk in andere deelen van Europa, zoo was inzonderheid in Engeland de naam en geleerdheid van Vossius in de hoogste achting. Van daar dat men in 1624 hem op voordeelige en vereerende voorwaarden het Hoogleeraarsambt in de Historie aan de Hoogeschool te Cambridge aanbood en geen moeite spaarde, om hem tot aanvaarding van dien post te bewegen, 't geen hij echter weigerde. Inmiddels werd hem te Leiden, waar, sedert het vertrek van Meursius naar Denemarken, het onderwijs in de Grieksche taal stil stond, het onderwijs in die taal bij voorraad opgedragen, welke opdragt in het jaar 1624 door zijne benoeming tot professor in die taal werd bevestigd. In datzelfde jaar volbragt hij, op last der Staten van Holland, den hoogst nuttigen arbeid, de verbetering namelijk en beschaving der toen meest gebruikelijke leerboeken van de Grieksche en Latijnsche spraakkunst. De hoog klimmenden roem zijner buitengewone geleerdheid deed hem eerlang in Engeland een hoogst zeldzaam eerbewijs en voorregt ten deel vallen, in zijne benoeming tot kanunnik van de kerk te Kantelberg, met vergunning om de inkomsten, daaraan verbonden, ten bedrage van ruim f 1000 van onze munt, buitenslands te genieten. Ook de Staten van Holland gaven hem blijken van achting en erkentelijkheid, door hem in 1631, voor de opdragt der 3e uitgaaf zijner Institutiones Oratoriae, de som van f 600 te vereeren. Edoch eerlang werd door de Amsterdamsche regering aan zijne uitstekende verdiensten nog grooter en waardiger hulde toegebragt, door hem op de toen aanzienlijke jaarwedde van f 2500, en eene vrije woning, die door haar voor f 900 s'jaars gehuurd werd, en de belofte van voor zijne zonen te zullen zorgen, als hoogleeraar in de Historie aan hare pas gevestigde doorluchtige school te verbinden. Ter inwijding dezer school en tevens ter aanvaarding van zijn post hield
Vossius den 8sten Februarij 1631 eene plechtige rede de utilitate Historiae, die terstond op stads kosten gedrukt werd. Nog 17 jaren genoot Amsterdam het voorregt hem te mogen bezitten. Hij overleed den 17den April 1649, in den ouderdom van 72 jaar, door tijdgenoot en nageslacht als een der uitstekendste geleerden, op welke ons vaderland zich immer verheffen mogt, vereerd. Uit beide huwelijken sproten een groot aantal kinderen van welke een zoon Isaac hem overleefde.
Hij gaf in het licht:
Institutiones Oratoriae. Leidae 1605, met een gedicht van D. Heinsius. Dordraci 1609, 8o. Met den titel van Com- | |
| |
mentarii Rhetorici. L. 1630 in 4o. Auctiores et emendatiores. L.B. 1643, 8o. Amstel. 1697 in fol.
H. Grotii Defensio fidei Catholicae de Satisfactione Christi contra Socinum, L.B. 1607, 4o. Cum praefat. Nadat H. Ravensperger, professor te Groningen, tegen dit werk geschreven had, gaf Vossius: Responsio ad Judicium H. Ravenspergeri. L.B. 1618, 4o; ook in Oper. Theol. Amstel. 1701 fol.
Historia Pelagiana s. Historiae de controversis, quas Pelagius eiusque reliquiae moverunt, libri tres. L.B. 1618 in 4o. Amst. 1655 in 4o. Amst. 1701 in fol.
Theses Theologieae et Historicae, iterum descriptae 1626. Ononii 1628, met den titel: Syllabus Problematum Theologicorum. Ultraj. 1643. Hagae Comit. 1658, in 4o.
Castigationes et Notae in Fragmenta veterum Poëtarum Tragicorum. L.B. in 8o. Ook in Opuscula varii argumenti. Amst. 1698 fol.
De Rhetoricae natura et Constitutione et de antiquis Rhetoribus, Sophistis et Oratoribus liber unus. L.B. 1621. Ook in Rhetorices Operibus. Amst. 1697, fol. Hagae Comit 1650 met Liber de Logices natura.
Partitiones Oratoriae s. Rhetorices contractae Libri V.L.B. 1621, 8o., met een Lat. gedicht van D. Heinsius, Castigatior, ex auctoritate Ordinum Hallandiae. L.B. 1627.
Michaelis Lonigi consilium Gregorio XV. P.M. exhibitum cum praefat. et censura G.J. Vossii. L.B. 1623 4o. Lonigi Aphorismi cum praef. et censura. Vossii, beide in Vossii Opusc. Varii Argumenti. Amstel. 1498, fol.
Ars Historica s. de Historiae et Historices natura, Historiaeque scribendi Praeceptis Liber. L.B. 1623 in 4o. Amstel. 1699, fol.
De Historicis Graecis Libri IV. L.B. 1624, 4o. L.B. 1651, 4o. Francof. ad Moenum, 1677, recus. Amst. 1699 fol.
Oratio en obitum Clariss. ac Praestantis. Viri Thomae Erpenii. L.B. 1625, 4o. Ook in Opusc. Vari. Argum. Amst. 1698, fol.
Elementa rhetorica. L.B. 1626.
Grammatica Latina, ex Decreto Ord. Holl. Gedurende zijn leven gaf Vossius dit werk viermalen, L.B. 1627 verbeterd en vermeerderd in het licht. Of hij ook de Grammatica contracta heeft gegeven is onzeker, doch hij gaf ook N. Clerardi institationes linguae Graecae a se emendatae, meliori Ordine digestae, locupletatae en Rudimenta Graeca s. Paradigmatum libellus uitgegeven.
De Historicis Latinis Libri III met Lat. verzen van Scriverius en Barlaeus, L.B. 1651, iterata editione eaque et emendatiore et duplo auctiore, tegelijk met de Historicis
| |
| |
Graecis. Francof. ad Moen. 1677, 4o. Amst. 1699, fol. Nog vermeerderd. Io. Hallervodius gaf in 1672 te Jena: Specilegium de historicis Latinis en Christ. Chr. Sandius Amst. 1677, 12o. Notae et Observationes op dit werk van Vossius. Beide werkjes zijn door J.A. Fabricius, met den titel van Supplementa ad Vossium, Hamburgi 1709, 8o. in het licht gegeven. Ook heeft Apostolus Jenus., Venetiis 1652, Supplementen en Observatien in het Ital. uitgegeven.
H. Grotii de Veritate Relig. Christ. L.B. 1627. 12o.
Commentarius de rebus gestis Fabiani senioris Burggravii a Dhona. L.B. 1628, ook in Opusc. Var. Argum, fol. 1698.
Oratio de utilitate Historiae. Amst. 1632 fol. Ook in Opusc. Varii Argum. 1698, fol.
De arte Grammatica Libri VII. Amstel. 1635, 4o. Voor deze uitg. is een uitstekende Praefatio met een Epigiam van H. Grotius. Amst. 1662 in 4o. Plurimis locis aucta met den titel van Aristarchus.
De Theologia Gentili et Physiologia Christiana, sive de Origine ac Progressu Idololatriae Libri IV. Amst 1641. 4o.
In 1668 bezorgde Isaacus Vossius een nieuwe uitg. te Amstel, fol. Additis quinque libris posterioribus. In 1675 verscheen Integrum Opus Libris IX. Francof. (et Amstel). cum Dionysii Vossii Marmonide 3 Vol. 4o. Amstel. 1700, fol.
Dissertationes tres de tribus Symbolis, Apostolico, Athanasiano et Constantinopolitano. Amst. 1642, 4o. Ook in Openbus Theolog. Amst. 1700, fol.
Dissertatio gemina, una de Jesu Christi genealogia, altera de annis, quibus natus, baptizatus et mortuus. Amst. 1643, 4o.
De Vitiis sermonis et glossimatis Latino-Barbaris Libri quatuor. Amst. 1645, 4o. Francof. 1666, 4o., vermeerd. Amstel 1695, fol. (de Vitiis sermonis et glossi Lat. Barb. Libri IX. Quinque posteriores ex auctoris autographo nunc primum prodeunt.
De Artis Poetices natura ac constitutione Liber (aan J. Cats opgedragen) Amst. 1647, 4o.
De imitatione cum oratoria tum praecipue poetica deque recitatione Veterum Liber, ook aan J. Cats gewijd. Amst. 1647, later in G.J. Vossii aliorumque de Studiorum ratione Opusculis. Ultraj. 1651, 12o.
Poëticarum Institutionum Libri III. Amst. 1647, 12o. met de beide laatste ook in de editio van 1695, fol.
Disputationes XX de Baptisma et una de Sacramentorum vi atque efficacitate. L.B. 1648. Amst. in 4o.
Ofschoon Vossius geen bundel zijner gedichten heeft uitgegeven, zoo beoefende hij haar echter, blijkens Versus in
| |
| |
honorem Petri Bertii, praeceptoris sui, cum is Geographicas Tabulas primum ederet, in Vossii de scientus Mathematicis c. 44, § 85; Phalaecium ad Hug. Grotium in Grotium Poem. (1616) p. 541. - Tetrastichon vóór J. Rutgersii Var. Lect. Lib. L.B. 1618; - In Plautum Gruteri (1621) Poematium triplex. - Epigramma in obitam Willebrordi Snellii 1626. - Carmina in honorem Io. Polyandri a Kerckhoven. Epithalamum in nuptias filiae Polyandri.
Na het overlijden (1650), van Vossius gaf Franciscus Junius zijn nagelatene geschriften (Posthuma) in het licht, namelijk de IV Artibus Popularibus Liber; Liber de Philologia; de Universae Matheseos Natura et Constitutione liber cui subiungitur Genealogia Mathematicorum.
Ook verscheen zijn de Cognitione sui libellus, cum auctoris ad aliquot loca illustriora notis: itidemque de Ratione studiorum Dissertationes, cum generatis bipartita cum particularis. In 1651 kwam er te Utrecht een nieuwe druk van uit met werkjes van anderen over hetzelfde onderwerp, en te Amstel. 1656 12o. met den titel: G.J. Vossii de studiorum ratione opuscula, ex avctoris autographis aucta et castigata Hierin vindt men Duae dissertationes de studiis instituendis et de ratione, qua praeiri ad Etoguentiam aliaque studia debeat iuventuti, door Vorsins aan v.d. Honert opgedragen.
In Epistolam Plinii de Christianis et Edicta Caesarum Romanorum adversus Christianos Commentarius. Amst. 1656 12o. Ook in de uitgaaf der werken van Vossius. Amst. 1698, fol. en in Opuscuta varii argumenti.
De Veterum Poetarum temporibus Libri duo, qui sunt de Poetis Gracis et Latinis. Amst. 1654, 4o.
Harmoniae Evangelicae de passione, morte, resurrectione ac adscensione Jesu Christi salvatoris nostri Libri tres. Amst. 1656, 4o. editore F. Junio, repetita en in Op. Amst. 1701, fol.
De Philosophia et Philosophorum Sectis Libri duo. Hagae Comit. 1658, 4o. editore Isaaco Vossio. Ook in Op. f. 1697.
De Logices natura liber, met het boek de Rhetorices natura, dat reeds vroeger het licht had gezien met den titel: de Logices et Rhetorices natura et constitutione Libri II. Hagae-comit. 1658, 4o.
Chronologiae Sacrae Isagoge, sive de ultimis mundi antiquitatibus, ac inprimis de temporibus Hebraeorum Dissertationes VIII. Hagae Comit. 1659 4o. Amst. fol. 1701.
Etymologicon Linguae Latinae, Praefigitur de Literarum permutatione tractatus. Amst. 1666, fol. Amst. 1695, fol. plurimis observationibus Isaaci Vorsii auctum.
| |
| |
Dissertatio Epistolica de iure Magistratus in rebus Ecclesiastius contra Walaeum. Amst. 1669, 4o.
Orationes Undecim. Lugd. 1661, 8o.
G.J. Vossii Opera Omnia verschenen te Amsterdam 1695-1701 in fol.
Vossius had vele geleerde vrienden met wien hij briefwisseling hield, Paulus Colomesius, de vriend van Isaäcus Vossius, gaf te Londen in 1690 in fol. in het licht.
G.J. Vossii et Clarorum Virorum ad eum Epistolae, repet. Londini 1693, fol. Augustae Vindelicorum subjunctis Velschii aliquot epistolis.
In 1698 verschenen te Amsterdam Epistolae selectiores. Vele zijner brieven vooral die aan Grotius en Landas zijn door Philippus à Limborch opgenomen in zijn Praestant. et Erudit, Vir. Epist. Eccles. Amst. 1660, 1683 fol. 2 Holl. brieven door Vossius aan M. van Reigersbergh geschreven heeft Brandt bij zijn uitg. van het gulden boekske van de Groot over de waarheid der Chris. Godsd. opgenomen (1683), en Ant. Malthaeus in Syll. Epistol. de briefwisseling tusschen Vossius en Pontanus Ook in Insignium Virorum Epistolae Selectis ex Bibliotheca J.G. Meelii Amstel. 1701, vindt men een brief van Vossius aan Grotius. Ook komen drie brieven aan Grotius voor in Centum Cl. Vir. Epp. iniditis ex Museo Brant J.G.F. 1702. In de Syll. Burmanni, Vol. II, p. 672 vindt men een brief aan Jacob de Witt; achter Salmasii Ep. ad. Colvium de Caesarie et Coma L.B. 1644, 8o. een brief aan Salmasius, een brief van A. Schottus en een fragm. van een brief van Grotius en Crocius aan hem in Opusc Colomesii.
Een aanzienlijke verzameling van Brieven en Handschriften van Vossius berust in de Bibliotheek der Remonstr. te Amsterdam.
Zie C. Tollius, Orat. funeb.; Meursiu Athen Batav. p. 268; Sweertii Athen, Belg. p. 287, 288, Foppens, Bibl. Belg. J. Fabricius, Hist. Biblioth. S. II, p. 215; Saxe, Onom P. IV p. 275-277; P. Cunaei Epp.; D'Orville p. 590 Or. Paneg in eentes. natal. Ill. Amstelod. Athen.; van Lennep Memor; Borrichius Cogitationes de variis linguae Latinae aetatibus et scripto G.J. Vossii de vitüs Sermonis; Magyri Eponym. a.v.; Pope Blount, Censlibr. p. 969-971; Morhofii Polyh. passim; Molleri Homon. p. 728, 729; Crenii Anamadv. passim; Krantzius ad Conring. p. 219; Heumannus, via ad Hist. Liter. p. 178; H. Tollii Oratio de G.J. Vossio Grammatico perfecto Amst. 1778 4o; Gerdes, Flor. lib. rar. p. 339; J Hartsheim, Bibl. Colon. Supplem. p. 336, 337 Königii Bibl. Vett. et Nova v. Amoenitates; Liter., T. I, p. 288; Witte, Memor. Philos. Deo. V. 96 Freherus Theatr. Vir Er. Clar p 1540 De Crane, or. de Vossiorum Juniorumque familia; Baudii
Poem. p. 331; H. Grotii Poem. p. 373; Baudii Epist.
| |
| |
p. 180; Bodecheri Poëm. p. 199, Barlaei Poem. T. I, p. 412; D, Heinsii Poem. Heiblocq, Farrago p. II; P. Scrivorii Opusc. p. 254, 351; Moreri; Bayle; Chauffepiè; Biog. Univ.; Bibliogr. Univ. Biogr, génér. moderne Niccron, Mem T. XIII, p. 89, XX 61; Baillet, Jugem pas; sim; Gibert, Jugemens sur les Auteurs de la Rhétorique p. 250-256. Bibl. chcis.; Bibl. raisonné; Bibliothèque de gout.; Baur, passim Convers Hwb.; Lexik; Compend. Gelehrte Lezic. H. de Bosch, Lofrede op V. in Algemeen Magazijn van Wetenschap, Konst en Smaak D. II; Beverwijck, Schat d. Gezondh. en ongez. D.A. I, bl. 236, 237, IV, (1), 255; van Kampen, Gesch, d. Wetens. en lett. D. I, bl. 251, 252, 277, 278; D. III, bl. 78-84; Collot d'Escury, Holl. roem, D. I; Siegenbeek, Gesch. d.L.H. (Regent), Schotel, Gesch. d.L.H. bl. 1; Dez. Kerkelijk Dordrecht D. I, bl. 151, 157, 186, 173, 204, 212, 229; Dez. Illustre School; Brandt, Hist. d. Ref. Uitenbog. Kerk. Gesch.; Regenboog, Hist. de Rem.
Wagenaar, Amst. Balen, Dordr. bl. 1019; Koning, Slot te Muiden; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus; de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. N. Vad. Bibl. VII, 2, 666; Oudaen, Poësy, D. III, bl. 377; Vondel, Werken (uitg. v. Lennep) (Reg.); Nederd. Gedichten bl. 65; R. Anslo, Ged. Lescaille, Ged.; Klioos Kraam, D. II, bl. 113, 244, 246. |
|