[Jan Jacob van Voorst]
VOORST (Jan Jacob van), zoon van Dirk Cornelis van Voorst en Catherine Bouvin, werd den 20sten December 1791 te Dodewaard, waar zijn vader toen predikant was, geboren. Na het eerste onderwijs in de Fransche en Nederduitsche talen genoten en het gymnasium doorloopen te hebben, nam hij deel aan het onderwijs der hoogleeraren van Swinden, van Lennep, Willmet en van Nuys Klinkenberg aan het Athenaeum te Amsterdam. In 1812 begaf hij zich naar Leiden, voornamelijk om door zijn oom Johannes van Voorst, tot leeraar gevormd te worden. In 1815 verliet hij de hoogeschool en werd nog in hetzelfde jaar predikant te Doorn, in 1819 te Goes, in 1828 te Amsterdam, verkreeg in 1858 zijn emeritaat en overleed den 10 April 1869, bij zijne echtgenoote, Sophia Hoeufft, drie kinderen nalatende. Van Voorst was een man van uitgebreide kundigheden en verzamelde een rijke schat van handschriften, plaatwerken en boeken, die in 1859 te Amsterdam verkocht werden. Hij was lid van verschillende letterkundige genootschappen o.a. van de Maatsch. van Ned. Letterkunde. Weinig heeft hij door den druk gemeen gemaakt. Zijn levensbeschrijver vermeldt alleen twee in 1841, toen er sprake was van de vernieuwing van een concordaat van Willem I met den Paus, naamloos uitgegevene stukjes:
Het concordaat. Een woord van opwekking aan de Protestanten in Nederland, en Tweetal memorien van toelichting behoorende bij de Fantasie en Werkelijkheid van Dr. Nicolaas Beets door J.J. van Voorst en H.J. Spijker. Amst. 1852. In 1857 vereerde koning Willem III hem met de benoeming tot Ridder van de orde van den Nederlandschen Leeuw. Op eene kiesche wijze werd alzoo erkend het groot voordeel dat 's rijks schatkist genoten had door zijnen aanzienlijken aankoop van vele bunders land in den drooggemaakten Haarslemmermeer polder.
Zijn leven is geschetst door Iz. Prins in de de Levensber. d. Maats. van Ned. Letterk. 1869.
Zie verder P. Boekel, Gesch. v.h. Haalemmer-meer bl. 161; van Doorninck, Anon. en Pseud. p, 1083.