Na den 25sten Junij 1802 zijn ambt nedergelegd te hebben hleef hij tot in 1809 te Franeker, en vertrok van daar naar Leeuwarden, waar hij den 29sten Maart 1814 overleed.
Behalve de genoemde orationes gaf hij nog twee andere de eene, waarin aangetoond wordt sedulum Juris Romani cultorem etiam viri boni moribus imblui, habita Trajecti die 28 Oct. cum Joh van Lith de Jeude et Frid. Saxe more majorum juris doctores renuntiaret; de andere, 31 Mei 1786 uitgesproken, heeft tot onderwerp: Veteres jureconsultos Romanos etiam in afflictissimo Repubilicae statu et contra perditorum hominum quamvis principum, injurias, voluntate constanti et perpetuo institutum viri bena intrepidos sustinuisse, toen hij Egbert Westenberg more majore summos in jure honores conferret.
Zie Saxe, Onom. p. 190; De Wal, de claris Fris. Jurec. p. 387 seq. A.G. Camper, Redevoering bij de inhuldiging van het Athenaeum te Franeker bl. 77; N.G. van Kampen, Gesch. d. Letter.- en Wetens. D. II. bl. 319; Nieuwenhuis; Woordenb. der Zamenlev. Verwoert; Kobus en de Rivecourt.