[Hieronymus Vogellius]
VOGELLIUS (Hieronymus), als proponent beroepen te Hem in 1610, te Hasselt 1614, te Enkhuizenen 1630, waar hij in 1652 emeretus werd, en in 1653 overleed.
Hij was wegens Overijssel lid van de Nationale Synode te Dordrecht in 1618, 1612, en als godgeleerde en dichter door zijne schriften bekend.
Hij schreef o.a.
Stightelike onderwijzingge tot meerdere aenleydingge ende oeffeninge in den Christel. Catech. der Geref. Nederl. Kerken. Enchuysen 1643. 4o. Een Christelik Gedight ende onderwijsinghe tot wederroepingge eenes verdwaelden ende Arminiaensche soste.
Grondelijke ende beschijdelijck Antwoorde op drie Papisten Vraeghliedekens (aen den Geref., onlanghs uyt het Hooghd. in Nederl. rijm overgeset, door F.R. van Cranenburch) enz. Ald. 1644. 4o.
Godes Volks, oude en huydige ktagende beeden tot God, uytgestort in boetveerdige belijdenisse ende afbiddinghe der sonde ende der plagen; in twee deelen (in rijm) Ald. 1644.
Ernstige klaghte over 't openbaer Krakkeel der hedendaegschen Hayr draghten onlanghs in Neerlandt opgekomen, enz. in rijm. Ald. 1645.
Predicatie over de Belijdenisse der Christelijke Gereform. Religie. Amst. 1653. 8o.
Hooglied Salomons en Klaagliederen, 1625. 4o.
Zie Koecher, Gesch. v.d. Heidelb. Catech. bl. 74 Schotel; Herv. Eerediensl, bl. 201, 216; Pauwen Veeris, Kerk. Alph. bl. 217; Cat. der Maatsch. v. Ned. Letterk. D. II. bl. 449. Abcoude, Naamr. bl, 389.