[Campegius Vitringa]
VITRINGA (Campegius), zoon van den vorige, werd den 24 Maart 1693 te Franeker geboren, en na de Latijnsche scholen doorloopen te hebben, als student in zijne geboortestad ingeschreven. Reeds in 1711 verdedigde hij onder zijn vader een specimen philos. ostendens causarum secundarum progressum in infinitum sese extendere non posse en den 17den October van het volgende jaar een specimen theol. de notione Spiritus S. in quibusdam S. Scripturae locis ad secundam S. Trinitatis hyposthasin restricta. Na de Leidsche en Utrechtsche Hoogescholen bezocht te hebben, verwierf hij, na verdediging eener Disputatio inaug. de facci et posterioribus Dei, ad locum Exodi XXXIII:18-23 de doctorale waardigheid. Reeds was bij zijn promotie den roem dien hij inoogste, groot en gaf men hem de hoop van zijns vaders opvolger te zullen worden Ook werd hem in dit jaar eene leerstoel aan eene buitenlandsche hoogeschool aangeboden, doch in het volgende jaar benoemde hem de Friesche tot gewoon hoogleeraar in de Theologie. Hij aanvaardde dit ambt den 3den December 1713 met eene Or. de Spiritu et litera religionis. Francq. 1717. Groot was de verwachting, die men van hem had, doch reeds den 11den Jan. 1723 sleepte hem een hevige ziekte ten grave. Zijne weduwe Anna Sophia Sixti huwde vervolgens met Hermanus Venema. Hij gaf in het licht:
Epitome Theologiae naturalis. Franeq. 1717.
Zijn overige geschriften zijn door Venema bijeenverzameld en uitgegeven onder den titel van Opuscula Leov. 1723. Ook gaf Venema in het licht zijne Dissertationes Sacrae Franeq. 1731.
Zie Vriemoet l.c. p. 772; Th. Hemsterhusii orat. in memoriam C. Vitringae Franeq. 1723; Glasius, Godgel. Nederl. Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt.