der Bijbelsche Geschiedis met goud, vroeger had zijne Verhandeling over de beste wijze, hoe men minkundigen het klaarste en gemakkelijkste den schepper kan leeren kennen in zijne volmaaktheden uit zijne werken, den zilveren eerepenning behaald, ook bekroonde het Genootschap ter verdediging van de Christelijke Godsdienst zijn verhandeling over de voortreffelijkheid en het nuttig gebruik maken van het gebed des Heeren met het eeremetaal.
Voorts gaf hij in het licht:
Vaderlandsliefde, Godsvrucht, eerbied voor den koning, in het dank- en biduur, den 29sten Maart 1815 uitgesproken, 's Hage 1815.
Derde eeuwgetijde der Hervorming of bijdrage tot deszelfs viering in October en November. Ald. 1817.
Leerredenen over de geschiedenis van Elias. Rott. 1818. 2 dln.
Christelijke droefheid en troost, herinneringen bij den dood van geliefde panden. Amst. 1821.
De weg door dit leven.
Overdenkingen tot regte beoordeeling en christelijk gebruik van het leven op aarde. Ald. 1823.
Christelijk féestboekje voor Protestanten. Rott. 1824.
Evangelisch avondmaalboekje voor Protestantsche Christenen. 2de dr. Ald. 1825.
Uren voor de eeuwigheid geleefd. Tafereelen uit het hoogere leven van een Christen. Haarlem 1824.
De avond des levens, herinneringen bij het uitzigt in de eeuwigheid, met afbeeldsel van den schrijver. Amst. 1835.
God zij met u! Een christelijk handboekje voor Christelijke jongelingen en meisjes in beschaafde standen 2e dr. Amst. 1810.
De lijdende Verlosser, Een stichtelijk passieboekje. Rott. 1826.
Synodale Leerrede op den 2den Julij 1826. Ald. 1826.
Godsdienstig jaarboekje voor bijzondere en huisselijke stichting. 2e St. Amst. 1827.
Het adres aan al mijne hervormde geloofsgenooten getoetst. Ald. 1827.
Gedenk te sterven, overdenking ter herinnering aan de voorbereiding voor den dood. Ald. 1827.
Hoop en uitzigt op de eeuwigheid. Haarlem 1828.
Voorts vertaalde hij een menigte stichtelijke werken van Erhenburg en anderen. Vijfmaal werd hij ter Algemeene Synode afgevaardigd en in 1829 was hij Vice-president. Hij was ook Lid van de Maatsch. v. Nederl. Letterkunde.
Zie Verslag der Algemeene Verg. d. Maats. v. Letterk. 1836.; Glasius, Godgel. Nederl.; Boekzaal 1835, D. II, bl. 95, 96, 263,