Boecop in 1806. In hetzelfde jaar werd hij geëmploijeerd bij het Ministerie van Oorlog; eerste Luitenant bij den Generalen staf der armee in 1807, Kapitein met behoud der vorige functien in 1809, Aide de-camp van Z.D.H. den Prins Generaal van Holland 1 Januarij 1811. Den 2den Maart daaraanvolgenden werd hij benoemd tot Luitenant-Kolonel bij den Generalen staf, met benoud der vorige betrekking, 26 April 1812 geplaats bij den Prins van Neufschâtel, Majoor Generaal van de groote armee. Den 2den Mei 1813 werd hij op het slagveld van Lutzen benoemd tot Adjudant Kommandant, twee dagen daarna tot Chef van den staf bij de 9e divisie van de groote armee, gecommandeerd door den Maarschalk Ney; den 27 Nov. 1813 als Chef van den staf geplaatst bij de 1ste en 3de divisie Kurassiers, 1 korps kavallerie, gekommandeerd door den Generaal Doumere, den 1 Januarij 1814 bij ontbinding van het 1ste korps kavallerie geplaatst bij den Prins Majoor-Generaal. den 8 Januarij 1814 benoemd tot opperbevelhebber van het Arrondissement Eperney in Champagne, den 1 Maart daaraan volgenden benoemd tot den staf der 3de divisie infanterie van het leger van Italië, terug gekomen uit Frankrijk den 30 Junij 1814. Den 31sten Augustus 1814 vroeg hij zijne demissie uit den Franschen dienst en bekwam haar 4 October aaraanvolgenden met rang van Maréchal de camp (Generaal-Majoor) zijnde inmiddels den 14den September tevens aangesteld als Kolonel bij den Generalen staf der 1ste divisie, departement van oorlog in de Zuidelijke provinciën van het rijk, in welke functie hij bleef bij de benoeming van Generaal Majoor op den 21sten April 1815. Benoemd tot Kommandant der reserve brigade bij het reserve leger den 17den Julij 1815, werd hij den 18den Augustus
daaraanvolgenden geplaatst als Chef van den staf, mitsgaders fungerend Kwartiermeester en Adjudant-Generaal. Den 26sten October 1815 werd hij benoemd tot Commissaris des konings, bij het Pruissische leger onder het bevel van Prins Blucher van Wahlstadt, in 1817 tot Kommandant der 1ste brigade, 1ste divisie en in 1818 in denzelfden rang overgeplaatst bij de brigade 1ste divisie. Den 1 Januarij 1819 werd hij provinciaal Kommandant van N.-Holland, twee jaren later provinciaal Kommandant van Zeeland, vier jaren daarna overgeplaatst in Overijssel en in 1830 in Noord-Brabant, en tevens benoemd tot Opperbevelhebber van de vesting 's Hertogenbosch. Voorts werd hij benoemd tot Luitensnt-Generaal den 24sten Januarij 1831, den 7den October daaraanvolgenden tot Kommandant in het 2de Groot-militair kommando, op pensioen gesteld 1 Mei 1840 Hij overleed te Breda den 25sten Februarij 1855.
Aan de meeste krijgsverrigtingen, welke gedurende zijn