[Hendrik Verhoef]
VERHOEF (Hendrik), een der voornaamste medeplichtigen aan den moord der gebroeders de Witt. Hij diende als schutter onder het blaauwe vaandel, onder commando van J. de Zwart. Toen men den Raadpensionaris listig bij zijn broeder op de Gevangenpoort gelokt had, trokken de 5 vaandels, waaronder het zijne, eerst naar den Singel, en het zijne naar den gevangenpoort. Hier gedroeg hij zich zoo oproerig en onstuimig, dat hij door den burgemeester Maas en de wethouderschap met zachte woorden, doch vruchteloos, tot gematigdheid werd vermaand. Des namiddags toen de oproerige menigte ongeduldig werd over het lang vertoeven der gebroeders, was hij een der eersten die op hen schoot. Hierbij door anderen bijgestaan en de deur gesloten blijvende, liep hij naar een smid in 't Voorhout, om mokers en allerlei breektuig te halen, en haar met geweld te openen. Bij de afschuwelijke tooneelen, die hierop volgden, speelde Verhoef de hoofdrol en bewaarde de harten der broeders in terpentijn-olie. Later trok hij zijn winkel op, zette zich als herbergier te Voorschoten neder en maakte zich aan straatschenderij en andere schelmstukken schuldig, die hem in handen van het gerecht brachten, dat hem tot openbare geeseling en 50 jaren tuchthuisstraf veroordeelde. Het eerste gedeelte van het vonnis werd, in Nov. 1677 uitgevoerd, waarbij vele aanschouwers blijken van genoegen gaven en eenige studenten op eene kamer tegenover het schavot lustig op de viool speelden. Uit het tuchthuis gevlucht vestigde hij zich te Utrecht.
Zie Leven van J. en C. de Witt; Wagnaar, V. St. D XIV bl. 170; Kok; Kobus en de Rivecourt.