alle schepen van dit eskader deed vreezen. Bij het binnenvallen te Vlissingen werd Verdooren, door het Admiraliteits collegie, waarbij hij diende, opgeeischt en terstond als tweede officier aangesteld op den Schoener de Dolfijn, onder gezag van den Luitenant Cuperus, welk vaartuig op de Wester-schelde moest post vatten om, bij de verschillen met Oostenrijk, om den doortogt aan alle keizerlijke schepen te beletten. Hij was het die in October 1784 bevel kreeg om den keizerlijken Brigantijn, gevoerd door kapitein van Iseghem, des noods met geweld te stoppen, een voorval dat alras aanleiding gaf tot de oorlogsverklaring van het Oostenrijksche Hof. In Maart 1785 ging V. met zijn kommandant en equipagie over op de Brik de Meermin, en bleef daarmede in dienst tot October 1786, na twee kruistogten op de O.I. retourschepen en een reis naar de W.I. gelukkig volbragt te hebben. Den 18 December gaf de Admiraliteit hem het bevel over de Meermin, 't geen hij voerde gedurende de geschillen met het Oostenrijksche Hof over de sluiting van het Zwin. In 1793 werd hij bevorderd tot Kapitein-Luitenant zoo ter zee als bij de zee-artillerij. Bij den voortdurenden oorlog met de Franschen Republiek was de Admiraliteit in Zeeland steeds ijverig bedacht op eene wakkere verdediging, en bij het bewapenen van verscheidene oorlogsvaartuigen, bestemd om eene uitgestrekte linie te vormen, werd V. in 1794 het bevel gegeven over het schip Walcheren, voerende 24 stukken met 150 knapen, geposteerd voor het Fort den Haak. Toen hij in Junij daaraanvolgenden het fregat Minerva commandeerde trachtte hij met twee gewapende sloepen een vijandelijk schip, voor de kruisschans geankerd, te overrompelen. Ongelukkig geraakte het, na de overrompeling aan den grond, waarop een scherp gevecht tusschen zijne manschappen en den vijand plaats had, 't geen niet belette dat het schip door de onzen werd in brand gestoken.
Bij een andere gelegenheid haalde hij onder de vijandelijke wacht aan den Doele 7 vaartuigen weg, vermoedelijk aldaar tot een onderneming tegen de onzen verzameld. Tot Kapitein ter zee bevorderd bleef hij zijn vaderland, na den inval der Franschen in 1795, dienen.
Roemrijk had hij deel aan den noodlottigen zeeslag tusschen onze vloot en die, van den Engelscben admiraal Duncan, den 11 October 1797. Zijn schip Delft, in het begin der actie door schepen aangevallen, van de 325 koppen waren 43 in het gevecht gesneuveld en 97 meestal zwaar gewond, en het schip had negen voet water in, toen het voor de overmagt bezweek; en V. zich met zijn machteloos wrak moest overgeven. Toen hij het vaartuig verlaten had ging