Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 19
(1876)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 124]
| |
beroepen. Den 5den Junij 1757 hield hij aldaar een plechtige redevoering, die met den volgenden titel (te Utrecht bij Gisbertus Tieme van Paddenburg) in 4o. het licht zag: Jeremias getrouwen Raad aan den mannen van Juda; gebonden op het harte van de gemeente van de Vuursche, of schriftmatige verklaring over Jeremia VII vsrs 4, 5, 6, 7, bij gelegenheid van den honderdjarigen predikdienst aan de Vuursche. Van de Vuursche vertrok hij naar Edam, en den 26sten Julij 1765 wijdde hij de nieuw gebouwde kerk te Groot-Schermer in, en opende hij de Synode van Noord-Holland, aldaar gehouden, den 26sten Julij 1764, met eene leerrede over Jes. LVIII:5, 6. In den aanvang van 1765 vertrok hij naar Alkmaar, waar hij eene intreê-rede hield naar aanleiding van 1 Sam. XVI:4b, 5a, die met een aantal door hem te Alkmaar gehoudene leeriingen in 1769 aldaar bij Jacob Maagh en in 1770 bij P. van Braam te Dort in 2 deelen in 4o. zijn in het licht gegeven, onder den titel van Getrouwe zielenraad aan de Christelijke jeugd, in den morgenstand des levens aan de Godheid toe te weiden tot ouderen hartenvreugd, eigen voordeel en ter voldoening aan de beqeerte des Heeren, en om in mannelijke jaaren in de loopbaane der Godzaligheid de weegen van voor- en tegenspoed, en de paaden tot den dood en het graf zoo te bewandelen, dat haar de hoope overblijve van eene gewenste opstanding, en daarna salige heerlijkheid met Lat. en Nederduitsche gedichten van Jacobne Gta, Petrus van Braam en anderen. Na de uitgaaf van D. II geraakte hij in twist met Ewald Hollebeek, die hem aanleiding gaf tot het schrijven van den volgenden brief: M.V. ad virum celeberrimum Ewald Hollebeek et ejus Dessertatione de Optimo concionum genere; locis, quibus haud ita placido nonnalla in operis sui praefatione ne Notis perstringere conatur. Dordraci Typis Bramianis. De twist werd door den dood van Hollebeek afgebroken, later door Sibelius, Stapelaer en Curtenius vervolgd. Ondertusschen had Verboom den 16den April 1769, Alkmaar verlaten, na het houden eener (te Dordrecht 1770 afzonderlijk en achter den Zielenraad uitgegeve) leerrede over Josua XXII:5, 6, en was naar Dordrecht vertrokken, waar hij den 26 April 1769 bevestigd werd. Ruim een jaar later werd hij aldaar S.S. Theol. Professor en overleed den 2den December hetzelfde jaar (1770).
Zie Glasius, Godgel. Ned. Schotel, Kerk. Dordr. D II. bl. 509 volgg, Brans, Kerk. Reg.; Paauw en Veeris, Kerk. Alphab. bl. M. Verboom, Epistola, p. 9; V. Braam, Carm. p. 45 sqq. Ypey en Dermout, Gesch d.H.K. D. IV bl. 61 volgg. Ypey, | |
[pagina 125]
| |
Gesch. d. Ned. Herv. Kerk D. VII bl. 112-112, D. VIII, bl. 645-647, Jacobi, Hist. v.d. tegenw. toest. der Godsd. in Hol, bl. 84. Boekz. d. gel. wer. 1770, bl. 493. |
|