Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 19
(1876)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Johannes van Vechoven]VECHOVEN (Johannes van) werd den 13den September 1657 te Aalburg, waar zijn vader Martinus van Vechoven, toen predikant was, geboren. Naauwelijks den ouderdom van 8 jaren bereikt hebbende, verloor hij zijn vader en werd door zijn grootvader Johannes van Vechoven, Notaris te Utrecht, aldaar ter Latijnsche schole bestemd. Niet lang daarna verloor hij ook zijn grootvader en bragt hem zijne moeder Cornelia van Weteringh haar geboorteplaats, Gorinchem, waar hij het onderwijs van den geleerden Hermanus Neuspitzer genoot en vervolgens dat van den proponent (later rector) Adraan van Lakerveld in het Hebreeuwsch. Hierna bezocht hij de Hoogeschool te Utrecht, waar hij het onderwijs van Graevius, Leusden, de Vries, Essenius en Burman genoot. Na volbragte studien werd hij predikant te Dussen (1681), Tiel (1689) Delfshaven (1702) en te Dordrecht (1706), waar hij in 1709 door de regeering tot professor in de godgeleerdheid benoemd werd. Hij gaf als zoodanig onderwijs over het O. en N. Verbond, in den trant van D'Outrein en over de Oostersche talen en oudheden. Hij overleed 26sten Augustus 1727. Vechoven is tweemaal gehuwd geweest en had het voorregt zijn oudsten zoon MartinusGa naar voetnoot(*) uit zijn eerste huwelijk met Maria, oudste dochter van den Schepen Hendrik Brouwer en van Cornelia van Alphen, den 3den 1727 als predikant te Oud-Alblas te mogen bevestigen. Zijn bij die gelegenheid gehouden leerrede over 1 Timoth. IV:12-16 is bij Mattheus de Vries te Dordrecht in het licht gegeven met den volgenden titel: 's Vaders Raad, om het eerwaardige van het opsienders-ambt te bewaren en voor te staan, ofte vermaanwoord van den H. Paulus aan zijnen opregten Zoone Timotheus, om de eere van het predik-ambt wel en na den eisch te behartigen. Behalve deze leerrede gaf hij in het licht: Den grooten Wiljams Koninckl. tranen over het afsterven van Maria Stuart, geregtvaardigt door J. V, 1695. | |
[pagina 43]
| |
Geheel Nederlant in rouwbedryf over de doodt van Wilem III. 1702. Noodige Boet-prediking in duuren tijd of Raad voor den Hongersnood, voorgesteld onder de verklaring in toepassing eeniger uitgelezene plaatsen uit de Schrijften in het Oude en Nieuwe Testament. Tiel 1690 8o. Handtleyding voor degeene welcke sig ten H. Avondmaal begeven sellen, en die ook reets ledematen zijn. Tiel 1699. 8o.
Zie Glasius, Godgel. Nederl.; Bouman, Geschied. d. Gel. Hooges. D. II, bl. 62; Schotel, Kerk. Dordr. Dl. II. bl. 221; Rogge, Bibl. v. Contraven-Geschriften, bl. 135; Soermans, Kerk. Reg. bl, 109, Ra bus, Boekz. van Europa, D. XV bl. 19, 103, Bibl. Brem. Clasf III p. 1089; Verwoert, Kobus en de Rivecourt. |
|