Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 19
(1876)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
de posten van Schepen, Raad, en Licentmeester. Hij beoefende de Nederd. dichtkunst, en gaf o.a. in het licht: Nederlantsche Gedenck-clanck kortelick openbarende de voornaemste geschiedenissen van de zeventhien Nederlandsche Provintiën, 't sedert den aenvang der Inlandsche beroerten ende troublen, tot den Jare 1625. Verciert met verscheydene aerdige figuerlicke platen, ende stichtelycke Rimen ende Liedekens, met aenwijsingen, soo uyt de H. Schriftuere als uyt de boecken van geleerde Mannen tot verklaringe der voorgevallen saecken dienende. Te Haerlem gedruct voor d' Erfgenamen van den Autheur, woonende ter Veer in Zeeland langw. form. Men vindt ook verzen van hem in den Zeeuwschen Nachtegaal.
Zie La Rue, Gel. Zeel. bl. 141; Witsen Geijsbeek, B.A.C. Wb. D. V. bl. 425; v. Someren en Brugmans, over het Wilhelmus v. Nass., Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. |
|