[Pieter Janszoon Twisch]
TWISCH (Pieter Janszoon), in 1566 te Hoorn geboren, leeraar bij de Friesche Doopsgezinden aldaar, overleed in 1636. Hij was zeer onverdraagzaam en werkte elke vereeniging der Doopsgezinden, die in zoo veel rigtingen verdeeld waren, met ernstigen ijver tegen. Zijne godgeleerde geschriften zijn dan ook meest van polemischen aard en hebben hunne waarde in den loop des tijds verloren. Het is niet onwaarschijnlijk dat hij een der oprigters van de Friesche societeit in Noord-Holland was. Meer dan door zijn godsdienstigen arbeid heeft hij zich door zijne geschiedkundige werken bij de nakomelingschap bekend gemaakt. Hij had de hand aan het Nieuwe Martelaars-boek, Hoorn 1626, ten minste doorgaans werd hem de voorrede van dit werk toegeschreven; ook is hij de schrijver van de Chronyck van den ondergang der tyrannen, ofte jaerlijksche geschiedenissen in wereldlijcke ende kerkelijcke saecken van Christi geboorte of tot desen tijd toe; wesende een Tijdt-thresoir, Woordenboek en Jaarrekening van de voornaemste geschiedenissen des gantschen aardbodems. Mei groote moeite ende vlyt uyt veel lofwaardige schrijvers tot dienst van een yegelijck te samen gedrayen, door P.J. Twisch tot Hoorn, anno 1619 en 1620. 2 dln. in 4o.
Dit werk, ofschoon verre van regelmatig en ordelijk, bevat niet alleen een aantal wetenswaardige bijzonderheden, maar is ook een blijk van de uitgebreide kennis des schrijvers, van zijn bezadigd oordeel, van zijn zucht naar onpartijdigheid en van zijn vrees voor elke soort van geestelijk despotismus. Het komt hoogst zeldzaam voor en mishaagde den hervormden in hooge mate.
Twisch was voor zijn tijd een geleerd man, die tevens onvermoeid, vooral op het gebied der geschiedenis, werkzaam was.
De breede lijst zijner geschriften vindt men bij Latijn, Geschiedenis der Mennonieten. D. II, bl. 516, 2e dr.
Zie de Windt, Bibliotheek van Nederl. Geschiedschr. bl. 337 verv.; Blaupot ten Kate, Gesch. d. Doopsgez. in Holl., D. I, bl. 261, 284.