forsan apud nostrates in humano corpore monstravit.’ Het is zeker dat Tulp in den winter van 1638 on 1639 openlijk de melkvaten in het lijk van eenen gehangenen misdadiger aantoonde; maar dat hij de eerste ontdekker was in dezen, blijkt nog niet. Dat de door Tulp zeer goed beschrevene Valvula coli ook dikwijls genoemd wordt de Valvula Tulpii is bekend. Uit de opdragt zijner Geneeskundige waarnemingen aan zijnen zoon Pieter, blijkt o.a. hoezeer onze Tulp doordrongen was van het hooge gewigt en de noodzakelijkheid der pathologische anatomie. En in zijne waarnemingen zelve vindt men dan ook genoeg bewijzen daarvan, even als over het algemeen zeer merkwaardige opmerkingen. Tulp maakte zich ook in vele andere opzigten verdienstelijk. Hij helderde b.v. de geschiedenis van den fabelachtigen Eenhoorn op, door een' Nurwal te beschrijven, wiens bovenkaak met een negenvoetigen tand voorzien in 1648 te Amsterdam was aangevoerd. Eveneens verspreidde hij een helder licht over den Satyrus der Ouden, door een Oran-Oetan te beschrijven, die aan Frederik Hendrik uit Engeland was ten geschenke gezonden. Bekend is de uitmuntende schilderij van onzen Rembrandt, waarop Tulp als leeraar der anatomie te midden zijner leerlingen is afgebeeld: ook de plaat daarvan is genoeg bekend. Wagenaar beschrijft den maaltijd door burgemeester Tulp, den 28sten Jan. 1672, toen hij 50 jaren raad geweest was, aan burgemeesteren gegeven.
Hij gaf in het licht:
Observationum medicarum Libri tres. Amst., 1641. 8o. - Ed. nova libro quarto auctior et multis in loois emendatior. Ibid, 1652. 8o. - Cum brevi auctoris vitae narratione. L.B., 1716. 8o. - Cum or. funeb. L. Wolzogeni cum duobus Elegiis, celeb. P. Francii in decessum authoris, ed. VI. Amst., 1739.
Ook in het Hollandsch.
De drie boecken der Medicijnsche aenmerckingen. Met pl. Amst., 1600. 8o. - Geneesk. waarnemingen naar den 6den druck uit het Lat. Is bijgevoegt de lijkoratie van Lud. Wolzogen op den autheur. Leijd., 1740. 8o.
Zie Saxe, Onom., T. IV, p. 474; Anal., p. 603; L.H. van Bochove Diss. hist. med. de N. Tulpio, Anatomes practicae strenuo cultore, L B. 1846; Cat. Bibl. Bunav., T. I, V. II, p. 1662; A. Haller, Bibl Anatom., T. I, L. VI, § CCCLXXX, p. 408, 409; Forsten, Or acad. de Batav. merit., p. 30; Cat. a Roy., T. IV, p. 1787; Beverwijck, Schat der gez. en ongez.; Schotel, Leven van Beverwijck; Dez., Maats. lev., Idensee, Oude en middelgesch. van de geneesk., bl. 395, 402, 410, 411, 414, 419, 450, 565; A.L.v.d. Voort, Leven van. Tulp; Thijsen, Voorlez. over Tulp, in van Kampen's Magazijn, D. III, bl. 391-450; van Kampen, Bekn. geschied. der lett. en wetens. in Nederl., D. II, bl. 59; Banga, Gesch. d. geneesk.; Commelin, Beschrijv. v. Amst. bl. 653, 865; Brandt,