dat einde, een togt naar Smyrna. Van daar wedergekeerd was hij tegenwoordig bij den grooten overtogt van Willem III naar Engeland. In 1690 nam hij deel aan den rampzaligen maar luistervollen zeeslag van Bevesier, toen hij bevel voerde op de Hollandia, van 72 stukken, waarin hij de onderscheiding genoot, dat de opperbevelhebber van 's lands vloot, de luitenant-admiraal Cornelis Evertsen, wiens schip niet in gereedheid had kunnen komen, zich aan zijn boord inscheepte, en gedurende den strijd van denzelven, de vlag liet waaijen, eene onderscheiding, die het vertrouwen bewijst, 't welk de dappere Evertsen, in de kunde en kloekhartigheid van van Toll stelde, en welke hij door zijn gedrag gedurende het gevecht toonde waardig te zijn.
In dat vertrouwen deelde ook 's lands overheden, door hem, in het volgende jaar, het gebied op te dragen van een der grootste schepen van den staat, de keurvorstin van Brandenburg, van 92 stukken, waarmede hij de luisterrijke overwinning van La Hogue hielp behalen. Met datzelfde schip woonde hij den mislukten aanval tegen Brest bij, en hielp hij Dieppe en Havre de Grace bombarderen. Na dien tijd vervoegde hij zich onder de vloot van den vice-admiraal Callenburgh in de Middellandsche zee, met wien hij de stad Patamos hielp beschieten en andere krijgsverrigtingen volbrengen, waarmede hij, in den herfst van 1695 te Cadix gelaten, aan het hoofd van een eskader, met hetwelk hij, benevens eene rijke koopvaardgvloot, na vele tegenspoeden, in het begin des volgenden jaars, behouden in het vaderland terugkeerde. In dat en het laatste jaar des oorlogs deed hij op nieuw dienst in de groote vloot van het kanaal. En hiermede besloot van Toll zijn krijgskundige loopbaan. In 1699 verzocht en verkreeg hij van koning Willem Illzijneervolontslag
Zie J.C. de Jonge, Gesch. v.h. Ned. Zeew., D. IVa, bl. 188, 276, 283, IVb, bl. 63, 570.