digde doos altijd bij zich, en als hij 't soms aan zijn vrienden toonde, voegde hij er bij: Ziet daar het papier, dat de Witten gedood heeft. Na den dood van Willem III werd hem rekenschap gevraagd, waarom hij op dien noodlottigen dag zijn standplaats bij de gevangenpoort verlaten had, en indien hij zich niet door 't geschreven bevel had kunnen regtvaardigen, zou zijn leven op 't spel hebben gestaan. Hij verkreeg in onzen dienst den rang van luitenant-generaal der kavallerie en kommandeerde, na den dood van Ouwerkerk, de troepen van den staat. Later werd hij generaal over de ruiterij en gouverneur van Namen, 's Hertogenbosch en Maastricht. Hij huwde eene gravin van Rechteren en stierf in 1723.
Zie v.d. Hoeven, Lev. v.J. en C. de Witt; Wagenaar, v.h., D. XIV, bl. 162, 165, 168; Kobus en de Rivecourt; Verwoert.