[Dothias Wiarda Tileman]
TILEMAN (Dothias Wiarda). Deze Oost-Friesche geleerde verdient hier vermelding wegens zijne verdiensten, omtrent de geschiedenis en taalstudie van het oude Friesland. Hij gaf daarvan het eerst blijken in 1777 door de uitgave van een werkje: Von den Landtagen der Friesen be Upstalsboom, en in 1782, Von den Richtern Brokemerlande, waarop in 1784 volgde eene Geschichte der ausgestorbenen (?) alten Friesischen oder Sächsischen Sprache. In 1786 gaf hij zijn Alt Friesisches Wörterbuch in het licht, waarna hij in 1791 aanving zijne Ost-friesische Geschichte uit te geven. Nadat hiervan 9 dln. tot 1786 reikten, vervolgde hij het in 1817 met 2 stukken tot 1813. Intusschen deed hij in 1805 te Berlijn en Stettin het licht zien: Azega-buch, ein altfriesische Gesetzbuch der Rüstringer, waarop in 1808 volgde: Geschichte und Auslegung des salischen Gesetzes und der Malbergischen Glossaria, en in 1820 Willküren der Brockmänner Benoemd tot lid van het Gron. genootschap, gaf hij in deszelfs werken eene Disquisitio de Jure Warfico Frisiae. Ook in de werken van het Kon. Nederl. Instituut, waarvan hij tot mede lid benoemd was, gaf hij eene geschiedkundige beschouwing van de aloude Friesche wetten: Lex Frisionum autiqua, 1811. Deze volijverige geleerde overleed als hofraad te Aurich den 7den Maart 1826.
Part. berigt.