[Floris van Teylingen]
TEYLINGEN (Floris van), zoon van Augustijn van Teylingen en Jodoca van Egmond, komt in 1558 reeds als een der voornaamste en rijkste burgers zijner geboortestad Alkmaar voor. Hij werd toen opgeroepen, om door voorschotten van geld, Philip II tot den oorlog met Frankrijk bij te staan. Hij schoot f 200. In 1559 was hij burgemeester, doch hij schijnt buiten de regeering geraakt te zijn, doch werd terstond na het omslaan der stad in 1572 op nieuw tot burgemeester benoemd. In deze bediening was hij gedurende het vermaarde beleg van 1573. Vroeger had men beraadslaagd of Ruychaver met eenig krijgsvolk zou binnen gelaten worden. Hij maakte aan dit sammelen een einde en zeide: Ik wil bij den prins en de burgers leven en sterven, en deed het volk, dat voor de poort stond, binnenrukken. Hij wist het radeloos voorstel van sommigen, om de stad over te geven, af te wenden en teekende de geheime brieven, die men afzond tot ontzet. In 1581 werd hij van zijn ambten ontslagen, te gelijk met Adriaan Antonisz, (Metius) en Klaas Hendriks van Edam. Deze drie hadden gedreigd de stad te verlaten, zoo men hen als burgmeesters wilde houden. Men erkende echter hunne waarde, door bij het ontslag te voegen, dat zij verpligt zouden zijn, om, wanneer men hun in zware gevallen ter vergadering riep, in de vroedschap te komen. Van Teylingen huwde Catharina van Zel en liet kinderen na.
Zie Chr. v. Alkm.; Eikelenberg, Chr. v. Alkm.; Bor; Wagenaar, Vad. Hist., D. VI, bl. 442; Schel ema, Staatk. Nederl.; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Schotel, Jacoba op Teilingen.