[Abraham Teerlink]
TEERLINK (Abraham), in 1778 te Dordrecht uit een burgerlijk geslacht geboren, oefende zich, eerst onder M. Versteeg, vervolgens onder J. Kelderman, in het vervaardigen van teekeningen met sapverw, naar schilderijen van voorname meesters. Vervolgens copieerde hij, onder Arie Lamme, schilderijen en teekende en schilderde landschappen naar eigen compositiën. Koning Lodewijk zond hem in 1808 als kweekeling naar Parijs en Italië. Te Parijs hield hij zich, zoo op het Parijsch museum als in de akademie, onder den historieschilder David, bezig met het bestuderen en copieeren en het teekenen naar modellen. Vervolgens zette hij te Rome zijne studiën voort. Hier bleef hij zich vervolgens onledig houden met het schilderen van landschappen. Onder zijne beste werken telt men een Gezigt van Camaldoli, op de kusten van Baja en Messina (1842). Op het paviljoen te Haarlem zijn 7 schilderijen van dezen meester. Eene Magdalena, door hem naar Titiaan geteekend, is door J. Bemme Adrz. gegraveerd in 4o. Ook beoefende hij de Fransche poëzij. In 1839 benoemde hem Willem I tot ridder van de orde der Nederlandsche Leeuw. Ook was hij lid der koninklijke akademie van beeldende kunsten te Amsterdam, te Rome professor in de beeldende kunsten en lid van de voornaamste Italiaansche schilder-akademiën. Hij huwde te Rome met eene jufvrouw, die ook de kunst beoefende en overleed in Junij 1857.
Zie Wap, Reis naar Rome, D. II, bl. 75; van Eijnden en van der Willigen; Immerzeel; Kramm.