[Klaas Taan]
TAAN (Klaas) te Zaandam. Edw. Lytton Bulwer maakt gewag van de geringe zucht bij den Hollandschen koopmansstand, om door luisterrijke feesten en gastmalen bewijzen te leveren van zijnen rijkdom, en dat geen Hollandsch koopman, uit vrees van zijn crediet te zullen benadeelen, een gastmaal zou durven geven, dat hem NB. honderd duizend gulden kosten zou; maar dan ook daarentegen, wanneer het vaderland wordt bedreigd, alsdan geen opoffering hem te groot is, noch te zwaar valt, om dat gevaar te helpen bestrijden. Ten bewijze daarvan noemt hij Klaas Taan, die in 1795, bij den inval der Franschen, voor zijn aandeel in de oorloglasten f200,000 in de kas van 's lands ontvanger liet storten. ‘Welke schatten,’ schreef Ockerse, ‘bevat onder anderen de Zaan langs zijne burgerlijke boorden en het beruchte Broek in Waterland. Men kent alom de namen van eenen Klaas Taan, van eene Neeltje Pater, die, zegt men f80,000, anderen willen nog meer, tot den XXV penning in 1788 betaalde.’
Zie E.L. Bulwer, England and the English, T. V, p. 17; Ockerse, Ontwerp tot eene algem. karakterk., bl. 257; Nav., D. IV, bl. 326; D. V, bl. 136.