[Tjallingh van Sytzama]
SYTZAMA (Tjallingh van), zoon van Lieuwe en van Ansck Heemstra, afstammeling van een der oudste Friesche geslachten die, omtrent het jaar 1420 leefde, en neef van Oene reeds boven genoemd. Gedurende de twisten der Schieringers en Vetkoopers, welke de provincie Friesland van een scheurden, was hij in het eerst de laatstgenoemden toegedaan. Sedert, onzeker om welke reden, wisselde hij van partij en werd een der voornaamste hoofden en aanvoerders der Schieringers. In of reeds vóór het jaar 1462 raakte hij in geschil met een edelman, Schelte van Jaijema genaamd. Op Palmzondag des gemelden jaars elkander tot een tweegevecht hebbende uitgedaagd, in het dorp Marrum, ontving Tjallingh eene doodelijke wonde en stierf, na alvorens zijne tegenstrever in de eene knie eene kwetsure te hebben toegebragt, aan de gevolgen van welke deze insgelijks eerlang overleed. Van zooveel aanziens was hij onder de zijnen, dat door zijn overlijden en dat van Romke van Donia, die het met de Vetkoopers hield, de wederzijdsche vijandelijkheden een tijd lang stilstonden.
Zie Scheltema, Staatk. Nederl.; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt.