Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1141]
| |
1602 het rectoraat der Latijnsche school te Deventer en behield het tot in 1619. In eene belangrijke Remonstrantie van zijne hand z.j., gaf hij de gebreken der Latijnsche en andere scholen op en middelen aan de hand om die te verbeteren. Den 6 Junij 1619 werden de schoolarchen gelast, om de reformatie der scholen, inzonderheid en vooreerst die der Latijnsche scholen bij de hand te nemen en reeds den 18 van die maand kreeg hij zijn ontslag. Later werd hij burgemeester te Doesburg. Behalve deze remonstrantie gaf hij in 1616 bij ‘Johan Christianus, boecvercoper in 't vergulde schrijffboeck bij 't Raethuys aen 't groote kerckhof’, zijne Beschrijving van Deventer in het licht, herdrukt achter Moonen's Korte Chronyke Dev. 1714 3e dr. Hij beminde ook de Latijnsche poëzy waarvan bij Revius proeven voorkomen.
Zie Moonen, Korte Chronyk der stad Deventer, bl. 143; Revius, Daventria illustr., p. 579; Nav., D. VII. bl. 135, 302; D. X. bl. 199, 200; Bodel Nijenhuis, Alphab. lijst der plaatsbeschrijv., bl. 256. |
|