[Bernard Sutholt]
SUTHOLT (Bernard), te Hamm in Westphalen geboren en opgevoed in den hervormden godsdienst, studeerde eerst te Groningen, daarna te Helmstadt, eindelijk te Heidelberg. Het gelukte hem, door den heer van Brederode, die, als Nederlandsch afgezant aan onderscheidene Duitsche hoven, zich meermalen in laatstgenoemde academiestad onthield, aanbevolen te worden aan de curatoren van Leiden, ontving van hen verlof om daar openlijke voorlezingen te houden over de regtsgeleerdheid, en kwam tot dat einde, in het midden van den zomer van 1620 aan die beroemde universiteit. Doch dit verlof werd spoedig, waarom weet men niet, ingetrokken. Intusschen had hij zich een nieuwen en ijverigen begunstiger verworven aan Petrus Cunaeus, die verscheidene pogingen aanwendde, om hem eenen regts-katheder aan de Hollandsche akademie te bezorgen. Met beteren uitslag werkte hij voor hem te Harderwijk. Aldaar werd Sutholt, na bijna tweejarig verblijf te Leiden, door diens voorspraak, in het begin van 1622 tot hoogleeraar der burgerlijke regtsgeleerdheid en practische wijsbegeerte benoemd en hield den 6 Junij van dat jaar eene intree-rede de ratione interpretandi juris, et Philosophiae activae cum juris studio conjunctione (Hard. 1622 8o). In het volgend jaar gaf hij in het licht: Dissertt. undeviginti, quibus universum jus institutionum ex principiis explicatur, eâ brevitate, ut instar compendii, eâ item perspicuitate, ut in locis obscurioribus viae commentarii esse possent. Harderovicii 1623. Na wegens zijne overhelling tot de R.C. kerk in 1623 geschorst te zijn, legde hij in April 1625 zijn ambt neder en ging te Keulen tot de R.C. kerk over. Door bemiddeling der Keulsche geestelijkheid bood hem de aartsbisschop van Salzburg, tot loon van
zijnen overgang, een voordeelig professsoraat aan. Hij aanvaardde het niet, maar trad in dienst van den paltzgraaf Wolfgang Wilhelm te Neuburg, die, even als hij, de protestantsche belijdenis verzaakt had. Deze maakte hem regeringsraad te Dusseldorp, waar hij een ontijdig berouw gevoelende in den bloei zijns levens overleed.
Hij gaf nog in het licht: