Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1032]
| |
orde van S. Ignatius en sprak zijne gelofte in het collegium Romanum uit. Vijftien jaren lang onderwees hij aldaar de Rhetorica, en, terwijl hij door zijne lessen redenaars vormde, moedigde hij ze door zijn voorbeeld aan. Meermalen had hij zijne stem doen hooren tot genoegen van de pausen Clemens VII en Paulus V, zij klonk nogmaals in het vatikaan, toen hij, in tegenwoordigheid van het heilig collegie, eene lijkrede over Gregorius XV hield. Paus Urbanus VIII, een ijverig beschermer der letteren, zou gaarne de verdiensten van den redenaar beloond hebben, maar de eerzucht van Strada, die niet minder geleerd dan zedig was, bepaalde zich, om in het rijk der letteren een naam te verwerven. In de geleerde wereld had hij zich doen opmerken, door het uitgeven van onderscheidene verhandelingen; en door een werkje, getiteld: Eloquentia Bipartita, Gouda 1654 12o zijnde eene verzameling, waarin hij gepoogd had den stijl van onderscheidene Latijnsche dichters na te bootsen, hetgeen zeker het geschikste middel was, om geen eigen stijl te hebben; want het is niet wel mogelijk, te gelijker tijd Virgilius en Ovidius na te bootsen, maar het was toen zoo de mode, zoodat Tiraboschi in zijne Storia della Literatura Italiana T. VIII zich zelf niet heeft kunnen onthouden, van in Strada een zoo ijdelzinnig talent te bewonderen. Echter zoude dit alles niet belet hebben dan Strada met zoovele andere schrijvers in het lot had gedeeld, van onder het stof der vergetelheid bedekt te worden, ware het niet dat hij een werk had ondernomen van eenen meer ernstigen en gewigtigen aard, over den langen en hevi gen worstelstrijd, die de Nederlanden van de Spaansche heerschappij ontbond. Hij schreef namelijk een werk, getiteld: de Bello Belgico decades duae, het eerst uitgegeven te Rome 1632-47, in fo. met platen waarvan de kardinaal Bentivoglio, die ten zelfde jare zijne historie van den Vlaamschen oorlog in het licht gaf, getuigde dat, na verloop van 30 jaren, sedert dat de uitgave verwacht werd, Strada eindelijk in 1631 het eerste deel in de wereld zond, waarvan het tweede deel niet voor het jaar 1641 uitkwam.Ga naar voetnoot1) Datzelfde werk is naderhand, Ao. 1646 in den Nederlanden uitgegevenGa naar voetnoot2). De eerste tien boeken bevatten het tijdperk van den afstand der heerschappij door keizer Karel V in 1555, tot op den dood van Johan van Oostenrijk en het begin der regeering van den hertog van Parma in 1578; het tweede tiental boeken bevat de gebeurtenissen van 1578 tot 1590, of van het begin der regeering | |
[pagina 1033]
| |
van Alexander Farneze tot op het innemen van Rijnbeek Strada's geschiedboeken moeten vervolgd zijn geworden door zijne ordebroeders Dondini en Galuocco. Hij overleed te Rome den 6 December 1649.
Zie Saxe, Onom., T. IV. p. 261; Anal. 588, Crevenna, Cat., Vol. V. p. 212; Leon. Allatii, Apes Urbanae, p. 114; Tob. Magiri, Eponymol.; Pope Blount, Cens., p. 857-859; Pan, Index Bat.; p. 277, 278; Krantzius, ad Conringium, Saec. XVII. p. 222; Praef. ad Prolus. Academ. edit., Oxonii 1745 8o; Schurtzfleisch, Opera histor. et polit. (Berlijn 1590) p. 87; Over het zamenstellen der geschiedenis door Zographos (Leid. 1757) bl. 80; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Kobus ea de Rivecourt, Struvii, Bibl. Hist., p. 514; Bibl. Univ., Paris 1826, T. 44; Vruchten van de Rederijkerskamer de Wijngaardranken, D. II. bl. 132; Dodt van Flensburg, Pogingen om een meer grondige beoefening der Gesch. v. Nederl. voor te bereid.; Southwell, Bibl. script. Soc. Jezu; Tiraboschi, Storia, T. VIII. p. 323; Scioppius, Infantia Famiani 1663 12o.; Bibl. Univ. Nouv. Biogr, mod.; Jöcher. |
|