[N. Stoop]
STOOP (N.) of de Oude Stoop. Sloet vermeldt van hem Paarden en beelden in een grot. Van Eynden en van der Willigen zagen oude teekeningen met waterverw op perkament geschilderd die waarschijnlijk van hem, den stamvader van alle Stoopen zijn.
Zie Sloet, Cat., D. I. bl. 80; van Eynden en van den Willigen; Kramm.