Jacob Campo Weyerman hebben een grooten blaam op het gedrag van Jan Steen geworpen, doch reeds Immerzeel, vervolgens mr. W.M.J. van Dielen, eindelijk T. van Westreene Wz., de laatste in zijn Jan Steen, Etude sur l'art en Hollande, La Haye 1856 8o., waarin hij tevens al wat hem en zijne werken betreft heeft medegedeeld., hebben die trachten weg te nemen. De laatste geeft in het genoemde werk ook o.a. een algemeene lijst zijner werken, en waar ze zich bevinden, met historische bijdragen voorzien ook het lot van elke schilderij met de meeste zorg uit oorspronkelijke bescheiden opgemaakt. Uit deze lijst blijkt dat er 202 schilderijen 48 teekeningen en van 49 tot 76 teekeningen naar hem, 57 gravuren van hem bekend zijn.
In het Haagsche museum vindt men van hem het huisgezin van den schilder, een voorstelling van het menschelijk leven; een geneesheer de pols voelende van een meisje, een dito bij eene zieke vrouw en een Diergaarde met velerlei gevogelte.
De Amsterdamsche galerij bezit van hem het St. Nicolaasfeest en het Papegaaiskooitje, door Johannes de Mare bijzonder fraai in het koper gesneden; een kwakzalver met verscheidene figuren, een Bakker, warm brood op een pothuis uitstallende, waarbij een jongen, die op een horen blaast en nog drie andere kunstige tafereelen. Op de verkooping van van der Linden van Slingeland (Dordrecht 1785) waren van hem niet minder dan 13 schilderijen, op die van Braamcamp 6 stuks. Twee der laatstgemelden golden f 1,200.00 à f 1,210.00. Een dezer was de beroemde Dorpsschool met meer dan 30 figuren, in 1772 door Green in Mezzo-tint-plaat gesneden, de andere de Geboorte van Johannes, breed geschilderd als Metzu, uitvoerig als Douw. Op de veiling van Muller, gold een Dorpsgezigt, alwaar eene bruid haren bruidegom tegemoet komt met een menigte figuren f 2,350.00, een Prieel, waarin een gedekte tafel met vrolijke gasten en op eene balustrade een op de guitar spelend Jongeling, op de verkooping van Gerrit Schimmelpenninck f 2.499.00.
Op 's rijks muscum te Amsterdam berust zijn Portret, gelijk ook in de verzameling van M.A. Baring te Londen (zittende op een stoel bespeelt hij de mandoline) en te 's Hage (de familie van Jan Steen, waaronder hij zelf een pijp rookende voorkomt). Zijn teekeningen komen zeldzaam voor.
Zie J. Campo Weyerman; Houbraken; Immerzeel; Kramm; Halma; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt, Lev. v. ber. man en vrouw, D. I. 28; Jozua Reynold, Academ. Redevoer. 1787; bl. 147; Nagler; R. Weigel, Supplém. au peintre graveur, T. I. p. 175; Descamps, Bigr. Univ. Biogr. génér. mod.; Muller, Cat. v. portr.; J. Steen is meermalen bezongen en door P. van Westreenen in een romantisch tafereel geschetst; Navorscher (Index); W.P. Wolters, Het oesteretende vrouwtje van Jan Steen, in Gids Febr. 1873.