dreven ijver, waarmede hij aldaar zijne functien uitoefende, in zekere omstandigheden, die hem ten kwade zijn geduid, moeten misschien minder aan zijn karakter dan aan de moeijelijkheden van het bestuur, waarin hij verkeerde, worden toegeschreven. Men herinnert zich dat hem, gelijk aan al de prefekten van de alstoen veroverde landen, de taak was opgelegd om alles, menschen, wetten, zeden, te verfranschen, hetgeen aan eene natie, zoo innig als de hollandsche aan hare onafhankelijkheid verkleefd, weinig kon behagen. Van der Palm zelf, die hem en den vreemden anders zoo vijandig was, aarzelt niet te bekennen, dat de man groote verdiensten had en een uitmunfeud verstand was. Wat er ook van zij, na de gebeurtenissen van 1813 werd de Stassart gedwongen zijne prefektuur vaarwel te zeggen en keerde hij terug naar Parijs, dat voor hem een tweede vaderland was geworden. Gedurende 1814, onder het beleg van die stad door de verbondene legers, werd hij gelast dienst te doen van ordonnantie-officier bij koning Joseph. Later, na de terugkomst van Napoleon, trok hij naar Weenen (16 April 1815) met een vertrouwelijke zending voor den keizer van Oostenrijk, om met dezen over het behouden van het traktaat van Parijs te handelen. De restauratie der Bourbons deed de Stassart naar zijn vaderland terugkeeren, waar hij eenigen tijd in werkeloosheid bleef,
doch in 1818 werd hij, onder koning Willem I, tot lid der Provinciale Staten van Namen gekozen. Drie jaren later trad hij in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, waar hij zich weldra door zijn oppositie tegen het nederlandsch bestuur deed kennen, zich telkens op de bres bevindende, wanneer het er op aan kwam de eischen der Zuid-Nederlanders te verdedigen. Men weet dat de Stassart een der hoofden was der hevige parlementaire beweging, die eindelijk de omwenteling van 1830 en de splitzing der Nederlanders te weeg bragt.
Welhaast speelde hij in de gewigtige gebeurtenissen van dien tijd een merkwaardige rol. Hij maakte deel uit van het nationaal kongres dat de onaf hankelijkheid van Belgie vestigde en bekleedde zelfs de waardigheid van ondervoorzitter van die vergadering waarin hij de provincie Namen vertegenwoordigde.
De Stassart, die nooit zijne Franschgezindheid had afgelegd, stemde in 1831 voor de vereeniging van België met Frankrijk. Doch zoodra prins Leopold koning was geworden, richtte hij zich naar het ficit accinpli en werd hij een der getrouwsre dienaren van het nieuw bestuur, ook werd hij achtereenvolgend met de hoogste ambten bekleed, hij werd gouverneur van Namen, dan van Brabant, later voorzitter van den senaat en gezant te Turin, en wist zich, in die verschillende posten, het vertrouwen waardig te maken dat de koning en de natie in hem stelden. In 1847 trad de Stassart